ECLI:NL:RBROT:2021:6650

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
10/323425-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging voor gewelddadige beroving

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 december 2020 te Rotterdam een gewelddadige beroving heeft gepleegd. De verdachte heeft een mobiele telefoon en een tas met levensmiddelen van een willekeurig slachtoffer weggenomen, waarbij hij geweld heeft gebruikt door het slachtoffer met een mes te bedreigen en te verwonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, gevolgd door een terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en zijn psychische toestand, waaronder een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële en materiële schade heeft geleden door de beroving. De benadeelde partij heeft recht op een schadevergoeding van € 2.740,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook een maatregel opgelegd op basis van artikel 38v Sr, die hem verbiedt contact op te nemen met het slachtoffer en zich in de buurt van de plaats delict te bevinden voor de duur van twee jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/323425-20
Datum uitspraak: 9 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
laatst bekende feitelijke woon- of verblijfplaats [adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad,
raadsman mr. J.W.D. Roozemond, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, in de vorm van een contact- en locatieverbod, waarbij in geval van overtreding 2 weken vervangende hechtenis geldt per overtreding, met een maximum van 6 maanden vervangende hechtenis en met een proeftijd van 2 jaren alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdachte heeft het tenlastegelegde bekend met dien verstande dat hij de mobiele telefoon van aangeefster naar zijn zeggen niet heeft gestolen, maar tegen de muur heeft gegooid, zodat hij van dat onderdeel dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte bij de beroving van de aangeefster haar mobiele telefoon uit haar handen heeft gegrist. Het feit dat hij die telefoon daarna kapot heeft gegooid doet niet af aan de omstandigheid dat de verdachte zich de telefoon eerst wederrechtelijk heeft toegeëigend, waardoor hij zich ook heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van die telefoon. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 december 2020 te Rotterdam,
op de openbare weg, te weten het [plaats delict] , - een mobiele telefoon en- een tas met daarin meerdere levensmiddelen en mondkapjes,
dietoebehoren aan [naam aangeefster] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam aangeefster] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door - een mes aan voornoemde [naam aangeefster] te tonen en voornoemd mes op korte afstand van voornoemde [naam aangeefster] te houden en de punt van voornoemd mes te richten op voornoemde [naam aangeefster] en- (daarbij) aan voornoemde [naam aangeefster] de dreigende woorden toe te voegen: “Geef mij je geld, geef mij alles wat je hebt” en “Zeg maar, ik kan je ook neersteken”, en- voornoemde mobiele telefoon en voornoemde tas met inhoud uit de handen
van voornoemde [naam aangeefster] te trekken en- met kracht aan het lichaam van voornoemde [naam aangeefster] te trekken en- met een mes stekende/zwaaiende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [naam aangeefster] , waarbij [naam aangeefster] in haar nek en haar hand is geraakt en- tegen het hoofd van voornoemde [naam aangeefster] te slaan .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregelen

Algemene overweging
De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich ’s-avonds laat schuldig gemaakt aan een lafhartige en gewelddadige beroving, deels in de hal van een appartementencomplex en deels op straat, van een willekeurig slachtoffer. De verdachte is het slachtoffer eerst gevolgd tot aan de centrale hal van dat appartementencomplex waar zij woont. Het geweld bestond daaruit dat de verdachte het slachtoffer met een mes heeft geraakt op haar hoofd, in haar nek en in haar hand. Ook heeft hij haar in de hal tegen haar hoofd geslagen en haar met het mes bedreigd waardoor zij werd gedwongen haar tas met inhoud en telefoon af te staan. Nadat hij haar mee naar buiten had getrokken werd ook daar nog het geweld voortgezet. Gelukkig kon een toevallige passant erger voorkomen.
De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen geen enkel respect getoond voor andermans spullen, hij heeft bovenal het slachtoffer zeer angstige momenten bezorgd. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke berovingen hiervan nog langdurig de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Ook uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring komt naar voren dat de beroving nog steeds een grote impact op het slachtoffer heeft in haar dagelijks functioneren.
Ook buiten de kring van het directe slachtoffer en eventuele omstanders, veroorzaakt een feit als het onderhavige gevoelens van onveiligheid en boosheid. Zo heeft ook degene die het slachtoffer uiteindelijk heeft geholpen verklaard dat zij in shock was door hetgeen zij had zien gebeuren. De rechtbank rekent de verdachte dit alles stevig aan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder wegens geweldsdelicten is veroordeeld.
Rapportages
Drs. S.C. Gungor, arts-assistent in opleiding tot psychiater - onder supervisie van drs. D. van der Meer, psychiater - heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 april 2021. Dit rapport houdt - kort samengevat en voor zover van belang - het volgende in.
De verdachte heeft een licht verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheids-stoornis en een ernstige stoornis in gebruik van cocaïne en alcohol.
Daarmee is bij de verdachte sprake van ernstige, meervoudige, psychopathologie. Zijn gedrag ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, werd hier in grote mate door beïnvloed en maakt dat hij in mindere mate dan een gemiddeld normaal persoon over zijn wil kon beschikken. Daarom wordt geadviseerd het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Zorgelijk is dat bij de verdachte over de jaren sprake lijkt te zijn van een toename van gewelddadige gedragingen voor het verschaffen van middelen. Uit onderzoek blijkt dat in periodes van klinische behandeling van de verdachte - waarin er een zekere structuur aanwezig is en het middelengebruik naar de achtergrond verdwijnt - zijn toestandsbeeld in positieve zin wordt beïnvloed. Daarmee neemt ook (in ieder geval tijdelijk) het risico op recidive af.
Bij de aanwezigheid van geringe spanning of frustratie onttrekt de verdachte zich echter aan de aangeboden behandelingen. Dit hangt samen met zijn gebrekkige copingvaardigheden die het gevolg zijn van de verstandelijke beperking en de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Gezien het hoge risico op recidive, als gevolg van zijn ernstige psychopathologie, is een langdurige klinische behandelinterventie aangewezen die uitsluitend effectief kan worden uitgevoerd door middel van een TBS-maatregel met bevel tot verpleging.
TBS met voorwaarden is volgens de psychiater waarschijnlijk niet haalbaar omdat de verdachte zich niet langdurig aan deze voorwaarden zal kunnen (en willen) houden, zeker niet als daar niet eerst een langdurige klinisch stabiliserende behandeling aan vooraf gaat.
Psycholoog drs. J.J. van der Weele heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 24 februari 2021. Dit rapport houdt - kort samengevat en voor zover van belang - het volgende in.
Bij de verdachte is zowel sprake van een verstandelijke beperking als van een psychische stoornis, in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van middelen (alcohol en
drugs). Dit was ook ten tijde van het tenlastegelegde het geval. Dit leidt tot het advies om het tenlastegelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Zolang de verdachte afhankelijk blijft van alcohol en/of drugs is het risico op recidive zonder meer groot. De verdachte heeft een langdurig en relatief intensief behandeltraject nodig met een
aanvankelijk (gesloten) klinisch begin in een instelling waar men is ingesteld op de behandeling van mensen met een licht verstandelijke beperking en waar men tevens verslavingsproblematiek kan behandelen. Na een klinisch traject ligt doorstroming naar een beschermde woonvorm, met adequate (ambulante) nazorg voor de hand. Bij eerdere klinische opnamen heeft de verdachte kennelijk de mogelijkheid gehad de behandeling voortijdig af te breken. De psycholoog acht het belangrijk dat de verdachte dit keer wel doorzet c.q. moet doorzetten. In die context heeft, gezien de ernst van het feit, een TBS met voorwaarden de voorkeur van de psycholoog.
Ook GGZ Reclassering Fivoor (hierna: reclassering) heeft over de verdachte gerapporteerd, te weten op 2 juni 2021. Dit rapport houdt - kort samengevat en voor zover van belang - het volgende in.
De verdachte heeft geen inkomen, werk en of dagbesteding. Zijn afhankelijkheid van alcohol en cocaïne staat op de voorgrond en loopt al lange tijd als een rode draad door zijn leven. Eerder ingezette hulpverlening heeft niet geleid tot het doorbreken van de vicieuze cirkel bij de verdachte ten aanzien van zijn middelengebruik en het plegen van strafbare feiten. De verdachte heeft meerdere klinische behandelingen gehad die voortijdig door hem werden beëindigd. De verdachte heeft een verstandelijke beperking welke van invloed is op zijn functioneren. Hij heeft probleembesef, maar hij mist de vaardigheden om zijn problemen aan te kunnen pakken. Het ontbreekt hem op alle leefgebieden aan stabiliteit en structuur.
De verdachte maakt een gemotiveerde indruk om aan zichzelf te willen werken. Echter, het feit dat hij eerder klinische behandelingen voortijdig afbrak is zorgelijk. Wanneer hij tegenslag ervaart, kiest hij ervoor om de kliniek te verlaten en valt hij terug in middelen-gebruik waardoor de kans op recidive erg hoog is.
De reclassering heeft grote twijfel of de verdachte in staat zal zijn zich blijvend te conformeren aan bijzondere voorwaarden in het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden. Met name wanneer hij meer vrijheden gaat ervaren en hij tegen zaken aanloopt die hij niet kan overzien, ligt hierin een risico op onttrekking aan de voorwaarden. Dit zou inhouden dat er een omzetting naar een TBS-maatregel met dwangverpleging aan de orde kan komen. De verdachte zal dan van voren af aan moeten beginnen met zijn traject. Daarom geeft de reclassering de voorkeur aan een TBS-maatregel met bevel tot verpleging. Zijn behandeltraject zal dan stapsgewijs verlopen en bij een misstap zijn de gevolgen minder groot dan wanneer een omzetting zou moeten plaats vinden naar een TBS-maatregel met bevel tot verpleging.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog ten aanzien van de toerekenbaarheid van het feit aan de verdachte worden gedragen door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Maatregel TBS met dwangverpleging
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de psychiater dat de oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
Anders dan de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een TBS met voorwaarden onvoldoende waarborg zal bieden dat de verdachte (blijvend) zal meewerken aan de adequate behandeling en begeleiding die noodzakelijk is. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verdachte zich in het verleden regelmatig aan (bijzondere) voorwaarden heeft onttrokken en dat de rechtbank verwacht, daarin gesteund door de reclassering, dat de verdachte zich niet langdurig aan de voorwaarden zal kunnen en willen houden. Om die reden acht de rechtbank ook de context waarbinnen de psycholoog nog een TBS met voorwaarden mogelijk achtte niet aanwezig.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Straf
De ernst van het feit en de recidive van de verdachte brengen mee dat niet met het enkele opleggen van de TBS-maatregel kan worden volstaan en dat ook een gevangenisstraf aangewezen is. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen conform de duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat een eventuele TBS-maatregel meteen ten uitvoer kan worden gelegd. Een dergelijk duur van de straf doet echter geen recht aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. Wel komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij is in aanmerking genomen dat een zeer intensieve behandeling wordt opgelegd in het kader van een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege, die een spoediger aanvang vraagt. Bovendien zal de vrijheid van de verdachte in dit strikte kader ook nog langere tijd beperkt worden.
Maatregel artikel 38v Sr
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor het [plaats delict] en een contactverbod met aangeefster [naam aangeefster] .
Omdat aan de verdachte behalve een gevangenisstraf ook de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, die pas beëindigd zal worden wanneer het gevaar voldoende is teruggebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Slotsom
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.619,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000.00 aan immateriële schade. De onderstaande posten zijn als materiële schade opgevoerd:
  • Mantelzorg € 294,00
  • Eigen risico zorgverzekering € 385,00
  • Kleding totaal € 205,00
  • Tas met boodschappen € 50,00
  • Telefoon Sony Experia € 700,00
Standpunt verdediging
Bepleit is de kosten voor mantelzorg af te wijzen dan wel de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze kosten niet met stukken zijn onderbouwd. Ten aanzien van het eigen risico heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verzocht is de kosten voor kleding te matigen tot de stomerijkosten die op € 50,00 kunnen worden geschat.
Ten aanzien van de boodschappen en de telefoon is bepleit de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze kosten niet met stukken, zoals een factuur, kassabon of bankafschrift, zijn onderbouwd.
Met betrekking tot de immateriële schade is aangevoerd dat de vordering ten aanzien van het fysieke letsel voor 1/5 deel kan worden toegewezen. Ten aanzien van het psychisch onbehagen dient de vordering te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing daarvan.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zal de gevorderde schadevergoeding gedeeltelijk als volgt worden toegewezen:
  • Eigen risico zorgverzekering € 385,00
  • Kleding totaal € 205,00
  • Tas met boodschappen € 50,00
  • Restwaarde telefoon Sony Experia 3 jaar oud geschat op € 100,00
Deze schadeposten van een totaalbedrag van € 740,- zijn voldoende onderbouwd. De kosten voor mantelzorg zijn echter niet voldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering alsmede het overige, niet toegewezen, deel van de vordering, kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Dit is onder meer het geval indien de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Over de vraag of aangeefster door het bewezen verklaarde feit op andere wijze in de persoon is aangetast overweegt de rechtbank als volgt. Een straatroof in de late avond uren zoals door de verdachte is gepleegd, is naar zijn aard zo ernstig en bedreigend dat de (psychische) gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Het slachtoffer is immers met een mes op haar hoofd, in haar nek en in haar hand geraakt, is tegen haar hoofd geslagen, bedreigd en gedwongen haar tas met inhoud en telefoon af te staan. Daarmee staat voldoende vast dat de aangeefster immateriële schade in de vorm van geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast heeft de aangeefster lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank oordeelt dan ook dat aan het slachtoffer door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 december 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.740,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38v, 38w en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot vrijheidsbeperkingvoor de duur van
2 (twee) jaren, inhoudende dat:
de veroordeelde op geen enkele wijze contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam aangeefster] , geboren op [geboortedatum aangeefster] , gedurende 2 (twee) jaren na heden;
de veroordeelde zich niet zal bevinden in het [plaats delict] , gedurende 2 (twee) jaren na heden,
met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
één weekper overtreding, met een totale duur van ten hoogste
6 (zes) maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 2.740,00(zegge:
tweeduizend zevenhonderdveertig euro), bestaande uit € 740,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 2.740,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend zevenhonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.740,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
37 (zevenendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 december 2020 te Rotterdam,
op de openbare weg, te weten het [plaats delict], in elk geval op/aan een
openbare weg
- een mobiele telefoon en/of
- een tas met daarin meerdere levensmiddelen en/of mondkapjes,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [naam aangeefster] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam aangeefster] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door meerdere malen, althans eenmaal,
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [naam aangeefster]
te tonen en/of voornoemd mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, op korte
afstand van voornoemde [naam aangeefster] te houden en/of de punt van voornoemd
mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, te richten op voornoemde [naam aangeefster]
en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [naam aangeefster] de dreigende woorden toe te voegen: "Geef
mij je geld, geef mij alles wat je hebt" en/of "Zeg maar, ik kan je ook neersteken",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde mobiele telefoon en/of voornoemde tas met inhoud uit de handen
van voornoemde [naam aangeefster] te rukken en/of te trekken en/of
- ( met kracht) aan de/een arm(en) en/of het lichaam van voornoemde [naam aangeefster]
te trekken en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende/zwaaiende
bewegingen te maken in de richting van voornoemde [naam aangeefster] , waarbij [naam aangeefster]
in haar nek en/of haar hand, althans haar lichaam, is geraakt en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd van voornoemde [naam aangeefster] te
slaan en/of te stompen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)