ECLI:NL:RBROT:2021:6649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
10/105719-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens voorhanden hebben van vuurwapen en munitie

Op 25 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 24 januari 2021 te Rotterdam een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van 5 maanden passend was, mede gezien het toenemende vuurwapengeweld in de regio Rotterdam. De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico vormt voor de veiligheid van personen en dat dit een ernstige maatschappelijke impact heeft. De verdachte had het vuurwapen, een pistool van het merk/type Umarex Walther P22, en de munitie onder zijn matras verstopt. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde bewezen, omdat de verdachte het feit had bekend en er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak leidde. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/105719-21
Datum uitspraak: 25 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 januari 2021 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool van het merk/type Umarex Walther P22, kaliber .22 lr en
- een voor dat wapen bedoeld en bestemd patroonmagazijn van het merk Umarex
en
voor dat wapen geschikte munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 Categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten
- 10 kogelpatronen van het merk Cci, kaliber .22 lr
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Dit vuurwapen is aangetroffen in zijn woning onder het matras van zijn bed.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Dat blijkt wel uit het feit dat de afgelopen jaren een groot aantal schietincidenten in de regio Rotterdam heeft plaatsgevonden, met (meer dan eens) ernstig gewonde of dodelijke slachtoffers. Ongecontroleerd wapenbezit brengt een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik met zich, naast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit is dan ook een ernstig feit dat de verdachte zwaar wordt aangerekend.
Strafblad
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf van hooguit 6 maanden op te leggen waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank vindt echter een langer onvoorwaardelijk strafdeel passend, mede gelet op het toenemend vuurwapengeweld in de regio Rotterdam. Daarom dient uit oogpunt van generale preventie en ter waarborging van de maatschappelijke veiligheid streng te worden opgetreden tegen vuurwapenbezit. Wel zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, omdat die straf meer recht doet aan het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Slotsom
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor hierna te noemen duur passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 januari 2021 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool van het merk/type Umarex Walther P22, kaliber .22 lr en/of
- een voor dat wapen bedoeld en bestemd patroonmagazijn van het merk Umarex
en/of
voor dat wapen geschikte munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 Categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten
- 10, althans meerdere kogelpatronen van het merk Cci, kaliber .22 lr
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )