ECLI:NL:RBROT:2021:6645

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
10/083432-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens woninginbraken met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van woninginbraken. De verdachte, die op het moment van de zitting preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van drie woninginbraken waarbij waardevolle spullen zijn weggenomen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 21 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de inbraken, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak. De rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende, onder andere door DNA-matches en het aantreffen van inbrekerswerktuigen. De materiële schade aan de benadeelde partij werd geschat op € 500,00, met toewijzing van wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden en dat zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten meegewogen werden in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/083432-21
Datum uitspraak: 9 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel (vreemdelingenbewaring),
raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1 primair (inbraak [adres 1] )
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 primair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Standpunt verdediging feit 2 (inbraak [adres 2] ) en 3 (inbraak [adres 3] )
Namens de verdachte is bepleit dat deze feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Weliswaar is in de woning aan de [adres 2] een sigarettenpeuk met een match met het DNA van de verdachte aangetroffen, maar dit is niet zonder meer een daderspoor. Een sigarettenpeuk is immers een verplaatsbaar object en kan bij iemand onder zijn schoen zijn blijven plakken. Dat bij de inbraak aan de [adres 2] eenzelfde schroevendraaier zou zijn gebruikt als bij de inbraak aan de [adres 1] is voorts onvoldoende om te concluderen dat het de verdachte is geweest die daarvan gebruik heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 3 geldt dat de in de woning aangetroffen tissue met daarop bloed dat een match oplevert met het DNA-profiel van de verdachte evenmin een daderspoor is. De verdachte heeft die tissue mogelijk weggegooid bij het Leger des Heils waarna iemand anders die tissue heeft meegenomen en bewust in de woning heeft achtergelaten. Dat bij de drie inbraken de sloten op vergelijkbare wijze zijn geforceerd levert geen specifieke modus operandi op, omdat dit nu eenmaal een voor de hand liggende wijze is om in te breken.
Beoordeling
Woninginbraak [adres 2] (feit 2)
Op 8 februari 2021 blijkt in de woning aan de [adres 2] te zijn ingebroken. Diezelfde dag is bij het politieonderzoek in de hal van de woning op de grond een opgerolde sigaret (shag) aangetroffen.
Uit het NFI-rapport van 19 maart 2021 blijkt dat uit de bemonstering van de sigaret een match is gevonden met het DNA-profiel van de verdachte. Voorts volgt uit het vergelijkend werktuigsporenonderzoek dat de schroevendraaier die is aangetroffen bij het onderzoek naar de inbraak aan de [adres 1] (feit 1) - bij welke inbraak de betrokkenheid van de verdachte vast staat (zie hierboven) - ook is gebruikt bij de inbraak aan de [adres 2] . Op grond van de onderlinge samenhang van deze bevindingen, te weten het feit dat de peuk zich binnen in de woning bevindt en dat sprake is van braak met een inbrekerswerktuig dat de verdachte al eerder voor inbraak heeft ingezet, rechtvaardigt de conclusie dat het de verdachte is geweest die zich heeft schuldig gemaakt aan de woninginbraak aan de [adres 2] .
De door de raadsman naar voren gebrachte suggestie dat de sigarettenpeuk door iemand anders dan de verdachte in de woning geplaatst zou zijn, is niet aannemelijk geworden. De verdachte zelf heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft verder ook geen enkele (aannemelijke) verklaring gegeven over hoe de sigarettenpeuk in die woning terecht kan zijn gekomen. Het scenario van de raadsman is dan ook allerminst aannemelijk geworden en wordt ook nergens in het dossier door feiten of omstandigheden ondersteund. De rechtbank gaat daaraan dan ook voorbij.
Woninginbraak [adres 3] (feit 3)
Op 22 november 2020 blijkt in de woning aan de [adres 3] te zijn ingebroken. Op de grond in de woonkamer is een papieren tissue aangetroffen waarop de aanwezigheid van bloed wordt aangetoond.
Uit het NFI-rapport van 14 januari 2021 blijkt dat uit de bemonstering van het bloed op de tissue een match wordt aangetroffen met het DNA-profiel van de verdachte. De rechtbank concludeert hieruit dat het op de tissue aangetroffen bloed van de verdachte is. Verder blijkt dat de toegang tot de woning op een vergelijkbare wijze is verschaft als bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde inbraken, namelijk door het openboren van het cilinderslot. Nu vaststaat dat de verdachte voor die inbraken verantwoordelijk is te houden, vormt deze modus operandi de ondersteuning voor de conclusie dat het aantreffen van het bloed van de verdachte in de woning als een daderspoor mag worden geduid. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte ook deze inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank gaat ook hier voorbij aan de suggestie van de raadsman dat iemand anders dan de verdachte de tissue met bloed kan hebben achtergelaten, omdat ook hiervoor geldt dat dit uit het dossier of anderszins geenszins aannemelijk is geworden. Ook ten aanzien van dit feit heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen en heeft hij geen enkele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de tissue met daarop zijn bloed.
Conclusie
De rechtbank acht ook de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 23 maart 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, te weten de [adres 1] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, twee paar oordopjes,
toebehorendeaan [naam slachtoffer 1] , hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak .
2.
hij in de periode van 7 februari 2021 tot en met 8 februari 2021 te Rotterdam,
in een woning, te weten de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een horlogevan het merk en type Seiko porspex Solar, een tablet
(van het merk en type Microsoft Surface Pro 6
), drie camera’s
(van de merken en types Pa
nasonic, Nikon F4 en/of Praktica MTL5
)en een statief
(van het merk Manfrotto BeFree
), dat toebehoorde aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak .
3.
hij in de periode van 6 oktober 2020 tot en met 22 november 2020 te Rotterdam, in een woning, te weten de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, contant geld, een laptop, sieraden en een spaarpot,
toebehorendeaan [naam slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij zij twee paar oordopjes hebben weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte zelf nog twee andere woninginbraken gepleegd waarbij hij geld en waardevolle spullen, zoals sieraden, laptops, drie camera’s met toebehoren en een horloge, heeft weggenomen.
De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendom en privédomein van een ander. Dergelijke misdrijven zorgen voor maatschappelijke onrust en versterken gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen en zich uitsluitend laten leiden door eigen financieel gewin.
Strafblad
De rechtbank heeft ten nadele van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 mei 2021, waaruit blijkt dat hij al vele malen eerder wegens vermogensdelicten, zoals woninginbraken, winkeldiefstallen en zakkenrollerij is veroordeeld.
Straf
Gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.090,99 aan materiële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding volledig wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaategel.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat vrijspraak is bepleit en het gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zal die schade schattenderwijs worden vastgesteld op € 500,00. Voor wat betreft het resterende deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat dat gedeelte onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 februari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 maart 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), twee paar oordopjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 23 maart 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee paar oordopjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die onbekend gebleven personen toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 maart 2021 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/ of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2021 tot en met 8 februari 2021 te Rotterdam,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een horloge (van het merk en type Seiko porspex Solar), een tablet (van het merk en type Microsoft Surface Pro 6), drie camera's (van de merken en types Pa
nasonic, Nikon F4 en/of Praktica MTL5) en/of een statief (van het merk Manfrotto BeFree), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/ of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2020 tot en met 22 november 2020 te Rotterdam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, contant geld, een laptop, sieraden en/of een spaarpot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht