ECLI:NL:RBROT:2021:6609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
C/10/620016 / JE RK 21-1571 en C/10/620092 / JE RK 21-1583
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging uithuisplaatsing en gedeeltelijke gezagsbepaling voor medische behandeling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], en een verzoek tot gedeeltelijke gezagsbepaling met betrekking tot medische behandeling. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft de verzoeken ingediend, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind], die al vijf jaar niet naar school gaat en psychosomatische klachten vertoont. De moeder van [naam kind] heeft zich verzet tegen de verzoeken en stelt dat het goed gaat met haar kind en dat hij thuis onderwijs ontvangt.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de minderjarige de gelegenheid gegeven om zijn mening schriftelijk kenbaar te maken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet bereid is om mee te werken aan onderzoek en hulpverlening, wat de situatie van [naam kind] bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende recente en objectieve informatie beschikbaar is om een ingrijpende beslissing te nemen over de uithuisplaatsing. Daarom heeft de kinderrechter besloten om de verzoeken van de GI aan te houden en de GI te verzoeken om een rapportage over de huidige stand van zaken voor de volgende zitting op 28 oktober 2021.

De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de moeder en de jeugdbeschermer om de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen en om ervoor te zorgen dat hij naar school gaat. De beslissing om de verzoeken aan te houden biedt de mogelijkheid om de situatie van [naam kind] verder te evalueren en te kijken naar alternatieve oplossingen voordat er tot uithuisplaatsing wordt overgegaan.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/620016 / JE RK 21-1571 en C/10/620092 / JE RK 21-1583
datum uitspraak: 6 juli 2021

beschikking

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 mei 2021, ingekomen bij de griffie op
10 juni 2021;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 mei 2021, ingekomen bij de griffie op
11 juni 2021.
Op 22 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. R. Kuijer,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam].
De minderjarige [naam kind] heeft zijn mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 25 januari 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
5 februari 2022.

De verzoeken en het standpunt van de GI

De GI heeft een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling. Dit verzoek is geregistreerd onder het zaaknummer C/10/620016 / JE RK 21-1571.
Ook heeft de GI op grond van artikel 1:265e lid 1 sub b BW verzocht te bepalen dat het gezag over bovengenoemde minderjarige gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige, toegekend wordt aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van heden.
Dit verzoek is geregistreerd onder het zaaknummer C/10/620092 / JE RK 21-1583.
De GI heeft ter zitting de verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn veel zorgen over [naam kind]. Al vijf jaar gaat hij niet naar school. Daarom is de ontwikkeling van [naam kind] gestagneerd. De symbiotische relatie tussen [naam kind] en de moeder is ook zorgelijk.
In het verleden is er veel hulp ingezet. Nadat [naam kind] een dagbehandeling met de moeder positief heeft doorlopen, is schoolgang bij Archipel geadviseerd. Dit is echter vanwege hoofd- en buikpijn en psychosomatische klachten van [naam kind] niet van de grond gekomen.
In 2019 is een machtiging uithuisplaatsing voor een gezinsopname verleend. De moeder heeft aan deze opname echter niet aan meegewerkt. Eind september is [naam kind] vanwege zijn somatische klachten afgewezen voor een behandeling bij de Fluitenkruid.
Momenteel geeft [naam kind] aan dat hij naar school wil. Een opname van [naam kind] bij de Hondsberg is echter van belang zodat duidelijk zal worden wat nodig is voor hem.
Naar aanleiding van de verklaring van de moeder ter zitting bestrijdt de jeugdbeschermer dat de moeder met haar contact heeft opgenomen om hulp te vragen in de zoektocht naar een school voor [naam kind]. De informatie van de moeder dat [naam kind] vrienden heeft, is de jeugdbeschermer ook niet bekend en is niet door de moeder onderbouwd.

Het standpunt van de belanghebbende

Namens de moeder heeft haar advocaat zich ter zitting verzet tegen de verzoeken van de GI en heeft het volgende aangevoerd.
De moeder bestrijdt dat de ontwikkeling van [naam kind] is gestagneerd. Zij biedt hem samen met haar dochter thuis onderwijs. [naam kind] ontwikkelt zich positief. De klachten die [naam kind] zou hebben, worden telkens door de GI herhaald en zijn niet nader onderbouwd. [naam kind] groeit op in een warm gezin, heeft vrienden en heeft een krantenwijk gehad. Het gaat goed met hem.
Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de voorzitter aangegeven dat wat de GI wil contraproductief is nu de moeder, haar partner en [naam kind] niet aan een uithuisplaatsing willen meewerken. Bovendien geeft [naam kind] aan dat hij bij een uithuisplaatsing zal weglopen en is hulpverlening in de afgelopen jaren onvoldoende van de grond gekomen. Daar komt bij dat de jeugdbescherming geen contact met [naam kind] heeft opgenomen terwijl hij in staat is om zijn mening te formuleren en herhaaldelijk gemaakte afspraken met de moeder niet is nagekomen of heeft verzet.
De migraineklachten van [naam kind] zijn verminderd. Daarom is school opnieuw ter sprake gekomen. Het is van belang om de moeder te helpen om ervoor te zorgen dat [naam kind] naar school gaat. Een uithuisplaatsing is daarvoor geen passend middel.
In aanvulling op het betoog van haar advocaat heeft de moeder het volgende ter zitting verklaard.
Het gaat goed met [naam kind]. Hij voelt zich veilig thuis. [naam kind] is aan het puberen en heeft vrienden gemaakt met jongeren, die hij heeft leren kennen in de buurt waar zij wonen. In 2018 is de behandeling bij Yulius positief afgerond. De verzoeken van de GI zijn niet passend voor [naam kind] en worden gebaseerd op verouderde informatie. De moeder betreurt het dat de GI haar kwaliteiten als moeder in twijfel trekt. In de afgelopen periode heeft de moeder vijf scholen voor [naam kind] benaderd. De scholen hebben er echter moeite mee dat [naam kind] onder toezicht staat. Dit heeft de moeder met de jeugdbeschermer besproken. Zij vindt echter een uithuisplaatsing van [naam kind] belangrijk.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Ook kan de kinderrechter op grond van artikel 1:265e lid 1 van het BW bij de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing en ook nadat deze machtiging is verleend, op verzoek bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling die het toezicht uitoefent, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter kan dit doen met betrekking tot het geven van toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige jonger dan twaalf jaar of van de minderjarige van twaalf jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind]. Al ruim vijf jaar gaat hij niet naar school. In het verleden zijn bij [naam kind] psychosomatische klachten geconstateerd, zoals hoofd- en buikpijn. Ook is sprake van een symbiotische relatie tussen [naam kind] en de moeder. Om een beter zicht te krijgen op de problematiek van [naam kind] is onderzoek nodig. Tot nu toe is de moeder echter niet bereid geweest om aan een dergelijk onderzoek mee te werken. Ook heeft zij hulpverlening afgehouden. Daar komt bij dat een behandeling van [naam kind] bij de Fluitenkruid (Yulius) eind september 2020 niet van de grond is gekomen, omdat deze plek niet is ingericht op zijn somatische klachten. De Fluitenkruid (Yulius) heeft vervolgens geadviseerd om [naam kind] aan te melden bij het Erasmus MC. Ook het Erasmus MC kan echter niets voor [naam kind] betekenen, nu de moeder heeft geweigerd om haar medewerking te verlenen en de psychosomatische klachten van [naam kind] teveel op de voorgrond staan.
Op 8 april 2021 heeft De Hondsberg aangegeven dat er mogelijkheden zijn om [naam kind] te plaatsen op een observatiediagnostiekgroep. Voor deze plaatsing is echter de toestemming van de moeder noodzakelijk. Zij heeft geen zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] en begrijpt niet waarom deze opname nodig is en heeft geen toestemming voor deze plaatsing gegeven. Daarom heeft de GI een machtiging uithuisplaatsing voor een plaatsing van [naam kind] bij De Hondsberg verzocht, waarbij het gezag over [naam kind] voor zover het de toestemming voor een medische behandeling van hem betreft, aan de GI dient te worden toegekend.
De kinderrechter is echter van oordeel dat een uithuisplaatsing pas dient te worden ingezet als vast staat dat alle andere middelen hebben gefaald. Hiervan is nog geen sprake. De kinderrechter acht zich onvoldoende voorgelicht nu er, gelet op al het voorgaande geen recente en objectieve informatie beschikbaar is om zo’n ingrijpende beslissing te kunnen nemen. De medische informatie, zoals weergegeven in de rapportage van de GI, is al enkele jaren oud. De moeder heeft ter zitting betoogd dat deze informatie achterhaald is en dat het nu veel beter gaat met [naam kind]. Door het gebrek aan medewerking van de moeder en [naam kind] heeft de GI dit zelf helaas nog niet kunnen verifiëren. Alhoewel de omschreven zorgen op zich voldoende aanleiding kunnen zijn voor de verzochte maatregel, is op dit moment onvoldoende duidelijk dat deze zorgen ook nu nog onverkort aanwezig zijn. Gelet hierop is het van belang dat de moeder zich de komende periode meer open en transparant zal opstellen in de samenwerking met de jeugdbeschermer en dat de moeder zich zal inspannen zodat er rechtstreeks contact ontstaat tussen de jeugdbeschermer en [naam kind]. Op die manier kan er zicht komen op de ontwikkeling van [naam kind] en zal blijken of de zorgen nog actueel zijn. Ook is het in het belang van de sociale en cognitieve ontwikkeling van [naam kind] dat hij na de zomervakantie daadwerkelijk een schoolopleiding buitenshuis gaat volgen. De komende periode zal de moeder, in samenspraak met de GI, dat moeten realiseren.
Gelet op al het voorgaande ziet de kinderrechter aanleiding om de verzoeken van de GI aan te houden tot de hierna vermelde zittingsdatum. De GI wordt verzocht om twee weken voor de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbende en de advocaat) te overleggen over de huidige stand van zaken en gemotiveerd aan te geven of de verzoeken al dan niet worden gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt de behandeling van de verzoeken van de GI aan.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbende en de advocaat in deze zaak zal plaatsvinden op
28 oktober 2021 te 13:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbende en de advocaat.
Verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbende en de advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.