ECLI:NL:RBROT:2021:660

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
10/138932-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling politieagent voor aanmerkelijk onvoorzichtig rijden met optische- en geluidssignalen, resulterend in zwaar lichamelijk letsel

Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een politieagent die werd beschuldigd van aanmerkelijk onvoorzichtig rijden, wat resulteerde in een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel voor een ander. De verdachte, die op het moment van het ongeval met optische- en geluidssignalen reed in verband met een prio-1 melding, reed met een snelheid van 118 km/u op een rijstrook voor tegemoetkomend verkeer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende rekening had gehouden met de mogelijkheid dat andere weggebruikers, zoals het slachtoffer, niet op de hoogte waren van zijn aanwezigheid. Het ongeval vond plaats op 4 augustus 2019 op de Capelseweg te Capelle aan den IJssel, waar de verdachte een aanrijding veroorzaakte met een Volkswagen Caddy, bestuurd door het slachtoffer, die daardoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden en dat zijn rijgedrag niet in overeenstemming was met de geldende verkeersregels en de richtlijnen voor politieagenten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/138932-20
Datum uitspraak: 4 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
wonende op een geheim adres,
voor deze zaak domicilie kiezende te
[adres] ,
raadsvrouw mr. R. Bergsma, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte heeft zeer onvoorzichtig gereden door met een snelheid van 118 kilometer per uur op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer te rijden en vervolgens met een snelheid van 88 kilometer per uur de kruising te naderen. Door op een dergelijke manier te rijden, kon door de verdachte niet worden gestopt binnen de afstand die te overzien was en waarover de rijbaan vrij was. De gebezigde snelheid was, mede gezien de Landelijke Brancherichtlijn Verkeer Politie (hierna: brancherichtlijn), aanzienlijk te hard. De aanrijding is dan ook aan de schuld van de verdachte te wijten. Het slachtoffer heeft door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert aan dat vrijspraak dient te volgen. Volgens de raadsvrouw kan niet worden bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde snelheden heeft gereden. De snelheden die door het Automatische Voertuig Locatie Systeem (hierna AVLS) van het voertuig van de verdachte zijn geregisterd, zijn enkel indicatief. Daarnaast is door de verdachte onder de gegeven omstandigheden op een aanvaardbare manier gereden en waren de gereden snelheden niet te hoog. Er was sprake van een prio-1 melding waardoor de verbalisanten zo snel als mogelijk naar de plaats van de noodsituatie moesten rijden. De verdachte is een ervaren bestuurder van motorvoertuigen die ter plaatste goed bekend is. Het ongeval is dan ook niet aan de schuld van de verdachte te wijten.
4.1.3.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Op 4 augustus 2019 omstreeks 10.40 uur heeft op de Capelseweg te Capelle aan den IJssel, ter hoogte van de T-kruising van de toegangsweg naar het sportpark Schenkel, een aanrijding plaatsgevonden tussen een politievoertuig en een Volkswagen Caddy. De Caddy werd bestuurd door [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] heeft door de aanrijding verwondingen opgelopen, te weten een breuk van het linker slaapbeen met een losliggend stukje bot, een ontwrichting van het schoudergewricht met een complete scheur van het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden, slijtage van de wervelkolom, alsmede een hoogstand van het linker sleutelbeen.
Het politievoertuig werd bestuurd door de verdachte. De verdachte, politieagent bij de Nationale Politie, was op dat moment belast met het (zo nodig) verlenen van noodhulp. Omstreeks 10.30 uur kwam er via de mobilofoon een prio-1 melding binnen over een vrouw die door een man met een mes werd achtervolgd. Kort na de eerste melding werd de melding opgeschaald, omdat diezelfde man zijn mes verruild zou hebben voor een vuurwapen.
De verdachte reed met optische- en geluidssignalen vanaf de Kanaalweg de Capelseweg op. De Capelseweg is een voorrangsweg met een maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur. De primaire rijbaan is door middel van een onderbroken witte belijning gescheiden in twee rijstroken bestemd voor het verkeer in beide richtingen. De kruising van Capelseweg, primaire rijbaan, met de toegangsweg in de richting van Sportpark Schenkel, is aangeduid als voorrangskruising. Verkeer op de primaire rijbaan van de Capelseweg heeft voorrang op weggebruikers die via het kruisingsvlak willen afslaan naar de toegangsweg. Kort voor het kruisingsvlak is een middengeleider tussen beide rijstroken aangebracht. Na de middengeleider en kort voor het kruisingsvlak is de rijbaan verdeeld in:
- een rijstrook bestemd voor verkeer in zuidelijke richting;
- een voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer in de richting van de sportvelden en gesitueerd in het verlengde van de middengeleider;
- een rijstrook bestemd voor het verkeer in noordelijke richting.
Ter plaatste zijn geen verkeerslichten aanwezig.
De verdachte was goed bekend ter plaatse. Per dienst reed hij de Capelseweg gemiddeld 8 tot 10 keer. Het was een heldere dag, het wegdek was droog en de verdachte had vrij zicht over de weg.
De verdachte zag dat de primaire rijbaan voor doorgaand verkeer “vol” was met verkeer dat met ongeveer 50 kilometer per uur reed. Hij is vervolgens op de linker rijstrook voor tegemoetkomend verkeer gaan rijden met 118 kilometer per uur. De verdachte passeerde de middengeleider aan de linkerkant met 115 kilometer per uur. Hij zag dat een witte Volkswagen Golf vanaf de rechter rijbaan, ná de middengeleider, links afsloeg om een U-bocht te maken. Op het moment dat de verdachte zag dat de Golf links afsloeg, liet hij het gaspedaal los en liet zijn voertuig uitrollen. De Golf bleef direct na de Ubocht aan de voor hem rechterzijde van de weg staan. Het slachtoffer reed op de Capelseweg in een Caddy vlak achter de Golf. Op het kruisingsvlak stond het slachtoffer stil. De verdachte reed op dat moment 88 kilometer per uur en maakte geen gebruik van de zogenaamde versneller van de sirene. De Caddy kwam vanaf het kruisingsvlak in beweging. De verdachte heeft geprobeerd naar links uit te wijken, maar raakte de Caddy aan de linker voorzijde. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de Caddy pas zag op het moment dat de Golf de U-bocht al had gemaakt, dus hooguit een aantal seconden voor de aanrijding. Hij zag niet dat de Caddy optrok.
De verdachte was ten tijde van de aanrijding op de hoogte van de inhoud van de brancherichtlijn en had een specialistische rijopleiding gevolgd waarin de richtlijn als uitgangspunt diende.
Gereden snelheid
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de ten laste gelegde snelheden heeft gereden. AVLS is een systeem dat door middel van Global Positioning Systemen (GPS) en (alle overige) datacommunicatie tussen de meldkamer en het voertuig de locatie van een (politie-)voertuig vaststelt. Primair is dit systeem niet bedoeld voor ongevalsanalyse, maar de plaatsbepalingen (en daarmee de gereden snelheden) van het voertuig van de verdachte, zoals die in het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse staan vermeld, zijn gebaseerd op GPS. Omdat de GPS-gegevens door AVLS zijn ingelezen, wordt in het proces-verbaal vermeld dat de gegevens indicatief zijn. Dit doet echter niets af aan het feit dat de geregistreerde snelheden zijn vastgesteld aan de hand van de GPS-gegevens. De rechtbank is daarom van oordeel dat de snelheden die zijn berekend op basis van de GPS-gegevens met voldoende mate van zekerheid zijn vastgesteld. De raadsvouw heeft geen aanknopingspunten aangereikt die aannemelijk maken dat het GPS-systeem op dit punt tekort schiet.
Aanmerkelijke onvoorzichtigheid
De verdachte bestuurde een opvallend politievoertuig en voerde optische- en geluidssignalen. Dit omdat hij een dringende taak vervulde door opvolging te geven aan een prio-1 melding. De verdachte mocht dan ook afwijken van de voorschriften die gesteld zijn in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De in de brancherichtlijn opgenomen voorschriften komen er, samengevat en voor zover relevant, op neer dat de bestuurder van een politievoertuig rekening moet houden met onvoorziene en onberekenbare reacties van andere weggebruikers. Bij het naderen en oversteken van kruispunten, waarvan in de onderhavige zaak sprake is, dient de snelheid te worden aangepast, waarbij ervan uit moet worden gegaan dat andere weggebruikers het politievoertuig niet hebben opgemerkt. Ook mag de bestuurder van het voertuig niet harder rijden dan met een snelheid van maximaal 40 kilometer per uur boven de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Als er significante tijdwinst kan worden behaald, mag met een snelheid waarbij gestopt kan worden binnen de afstand die te overzien is en de rijbaan vrij is, tegen het verkeer in worden gereden.
De verdachte heeft op diverse punten anders gehandeld dan de brancherichtlijn aangeeft. Zo heeft hij met een snelheid van 28 kilometer per uur (118 -/- 50 -/- 40) boven de in de brancherichtlijn genoemde maximum snelheid gereden terwijl hij ook nog op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer een kruispunt naderde. Juist bij het benaderen van een kruispunt én bij het rijden tegen het verkeer in vermeldt de brancherichtlijn nadrukkelijk dat de snelheid zodanig moet worden aangepast dat tijdig kan worden gestopt. De rechtbank is van oordeel dat extra voorzichtigheid geboden is in een situatie waarin meerdere van voornoemde situaties zich voordoen, zoals in dit geval.
Bij een manier van rijden zoals waarvan in de onderhavige zaak sprake is, kan van de overige verkeersdeelnemers niet worden verwacht dat zij daarop bedacht dienen te zijn. Het gebruik van optische- en geluidssignalen maakt dat niet anders. Aangezien de verdachte vanuit een (rij)richting kwam die het slachtoffer niet verwachtte of hoefde te verwachten, moest door de verdachte des te meer worden geanticipeerd op de mogelijkheid dat het slachtoffer zou (kunnen) optrekken. De verdachte heeft verklaard dat hij, enkele seconden voor het ongeval, vanuit zijn ooghoek de Caddy pas zag en dat hij niet zag dat deze optrok. Daaruit blijkt dat de verdachte te weinig heeft geanticipeerd op het gedrag van de Caddy. Dit terwijl de brancherichtlijn expliciet aangeeft dat rekening met onvoorziene en onberekenbare reacties van andere weggebruikers moet worden gehouden en er bij kruispunten zelfs van uit moet worden gegaan dat andere weggebruikers het politievoertuig niet opmerken en dus mogelijk niet voor laten gaan. De snelheid die de verdachte reed was onder de gegeven omstandigheden dan ook veel te hoog.
Uit het gegeven dat het slachtoffer stilstond, mocht de verdachte niet afleiden dat het slachtoffer hem had gezien. De plek waar het slachtoffer stilstond was immers juist bedoeld om (kort) stil te staan om te kijken of er voor de bestuurder vanuit rechts verkeer aankomt en zo nodig voorrang te verlenen en het politievoertuig kwam vanuit het slachtoffer gezien van links.
Het door het slachtoffer ten gevolge van de aanrijding geleden letsel wordt door de rechtbank aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Daarbij heeft zij rekening gehouden met de aard en de ernst van het letsel, de noodzaak van het medisch ingrijpen en behandeling en de aanzienlijke periode van herstel. Vijf maanden na de aanrijding was het slachtoffer nog niet in staat om meer dan halve dagen te werken.
4.1.4.
Conclusie
De combinatie van gedragingen, namelijk met een zeer hoge snelheid op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer een kruising naderen, is naar haar aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. Daardoor is aan zijn schuld te wijten dat er een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg zwaar lichamelijk letsel. Het primair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 4 augustus 2019 te Capelle aan den IJssel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (
politie-/personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de Capelseweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, reed met optische en geluidsignalen (in verband met een spoedmelding)
-de middengeleiding van die Capelseweg aan de linkerzijde met een snelheid van
118 km/uvoorbij is gereden en/of
-op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden met een
snelheid van
115 km/uten einde een stilstaande file te passeren en/of
-de kruising van die Capelseweg met de toegangsweg naar het aldaar gevestigde
Sportpark Schenkel met een snelheid van
88 km/uis genaderd en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem van rechts komende
bestuurder van een personenauto, genaamd
[naam slachtoffer], op die kruising
stilstond en/of aanstalten maakte om linksaf te slaan dan wel te keren, inmiddels
het kruisingsvlak was opgereden en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met dat door die
[naam slachtoffer]
bestuurde voertuig,
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van het linker
slaapbeen met een losliggend stukje bot, een ontwrichting van de schouder met
een complete scheur van het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden, een
hoogstand van het linker sleutelbeen, slijtage van de wervelkolom en/of een
breuk van een halswervel), is ontstaan.
Hetgeen meer of anders ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tijdens zijn werk als politieagent in de noodhulp een verkeersongeval veroorzaakt door zich aanmerkelijk onvoorzichtig te gedragen in het verkeer. De rechtbank houdt er rekening mee dat de aanrijding tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden plaatsvond en hij onderweg was naar een persoon die zich in een ernstige noodsituatie bevond. Daarbij is echter op meerdere punten afgeweken van de brancherichtlijn die voor politieagenten geldt. De rechtbank neemt zonder twijfel aan dat het nooit de bedoeling van de verdachte is geweest om anderen in gevaar te brengen of het slachteroffer letsel toe te brengen en dat het rijgedrag enkel was ingegeven door de motivatie om zo snel mogelijk ter plaatse te zijn bij de noodsituatie. Dit laat onverlet dat door het vertoonde rijgedrag het slachtoffer door deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij ondervindt, zo bleek uit de slachtofferverklaring, tot op de dag van vandaag nog lichamelijke en psychische hinder van het ongeval.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Aan de verdachte is door zijn werkgever een disciplinaire maatregel opgelegd. Dit weegt bij de bepaling van de strafmaat in strafmatigende zin mee. Daarnaast heeft de verdachte naar voren gebracht dat het mogen blijven besturen van motorvoertuigen voor zijn werk essentieel is. De verdachte is hondengeleider bij de politie en rijdt daardoor altijd alleen in een dienstauto of aangepaste privéauto. Het is niet, althans niet goed, mogelijk om zonder geldig rijbewijs andere werkzaamheden voor zijn huidige werkgever te verrichten.
De verdachte heeft aangegeven fysiek in staat te zijn om een taakstraf te verrichten, maar dat dit bezwaarlijk in te passen is binnen zijn onregelmatige werktijden en zijn gezinsleven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De raadsvrouw heeft verzocht om toepassing van artikel 9a Sr. Gelet op de ernst van het feit is het toepassen van artikel 9a Sr niet aan de orde.
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 60 uur passend en geboden. Daarnaast zal aan de verdachte een rijontzegging worden opgelegd voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het voorwaardelijk ontzeggen van de rijbevoegdheid dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden om opnieuw een dergelijk strafbaar feit te begaan.
De rechtbank legt een lagere straf op dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft bij de strafbepaling veel gewicht toegekend aan de disciplinaire straf die reeds aan de verdachte is opgelegd en de drukte en verantwoordelijkheden die zijn baan met zich meebrengt.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 augustus 2019 te Capelle aan den IJssel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (
politie- /personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de Capelseweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, reed met optische en geluidsignalen (in verband met een spoedmelding)
-de middengeleiding van die Capelseweg aan de linkerzijde met een snelheid van
118 km/uvoorbij is gereden en/of
-op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden met een
snelheid van
115 km/uten einde een stilstaande file te passeren en/of
-de kruising van die Capelseweg met de toegangsweg naar het aldaar gevestigde
Sportpark Schenkel met een snelheid van
88 km/uis genaderd en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem van rechts komende
bestuurder van een personenauto, genaamd
[naam slachtoffer], op die kruising
stilstond en/of aanstalten maakte om linksaf te slaan dan wel te keren, inmiddels
het kruisingsvlak was opgereden en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met dat door die
[naam slachtoffer]
bestuurde voertuig,
waardoor die
[naam slachtoffer]zwaar lichamelijk letsel (te weten
een breuk van het linker
slaapbeen met een losliggend stukje bot, een ontwrichting van de schouder met
een complete scheur van het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden, een
hoogstand van het linker sleutelbeen, slijtage van de wervelkolom en/of een
breuk van een halswervel), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 augustus 2019 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van
een motorrijtuig (politie-/personenauto), daarmee rijdende op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Capelseweg, zich zodanig heeft gedragen
dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of
het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, reed met optische en geluidsignalen (in verband met een
spoedmelding)
-de middengeleiding van die Capelseweg aan de linkerzijde met een snelheid van
118 km/u voorbij is gereden en/of
-op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden met een
snelheid van 115 km/u ten einde een stilstaande file te passeren en/of
-de kruising van die Capelseweg met de toegangsweg naar het aldaar gevestigde
Sportpark Schenkel met een snelheid van 88 km/u is genaderd en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem van rechts komende
bestuurder van een personenauto (
genaamd [naam slachtoffer]) op die kruising
stilstond en/of aanstalten maakte om linksaf te slaan dan wel te keren, inmiddels
het kruisingsvlak was opgereden en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto.