4.1.3.Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Op 4 augustus 2019 omstreeks 10.40 uur heeft op de Capelseweg te Capelle aan den IJssel, ter hoogte van de T-kruising van de toegangsweg naar het sportpark Schenkel, een aanrijding plaatsgevonden tussen een politievoertuig en een Volkswagen Caddy. De Caddy werd bestuurd door [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] heeft door de aanrijding verwondingen opgelopen, te weten een breuk van het linker slaapbeen met een losliggend stukje bot, een ontwrichting van het schoudergewricht met een complete scheur van het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden, slijtage van de wervelkolom, alsmede een hoogstand van het linker sleutelbeen.
Het politievoertuig werd bestuurd door de verdachte. De verdachte, politieagent bij de Nationale Politie, was op dat moment belast met het (zo nodig) verlenen van noodhulp. Omstreeks 10.30 uur kwam er via de mobilofoon een prio-1 melding binnen over een vrouw die door een man met een mes werd achtervolgd. Kort na de eerste melding werd de melding opgeschaald, omdat diezelfde man zijn mes verruild zou hebben voor een vuurwapen.
De verdachte reed met optische- en geluidssignalen vanaf de Kanaalweg de Capelseweg op. De Capelseweg is een voorrangsweg met een maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur. De primaire rijbaan is door middel van een onderbroken witte belijning gescheiden in twee rijstroken bestemd voor het verkeer in beide richtingen. De kruising van Capelseweg, primaire rijbaan, met de toegangsweg in de richting van Sportpark Schenkel, is aangeduid als voorrangskruising. Verkeer op de primaire rijbaan van de Capelseweg heeft voorrang op weggebruikers die via het kruisingsvlak willen afslaan naar de toegangsweg. Kort voor het kruisingsvlak is een middengeleider tussen beide rijstroken aangebracht. Na de middengeleider en kort voor het kruisingsvlak is de rijbaan verdeeld in:
- een rijstrook bestemd voor verkeer in zuidelijke richting;
- een voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer in de richting van de sportvelden en gesitueerd in het verlengde van de middengeleider;
- een rijstrook bestemd voor het verkeer in noordelijke richting.
Ter plaatste zijn geen verkeerslichten aanwezig.
De verdachte was goed bekend ter plaatse. Per dienst reed hij de Capelseweg gemiddeld 8 tot 10 keer. Het was een heldere dag, het wegdek was droog en de verdachte had vrij zicht over de weg.
De verdachte zag dat de primaire rijbaan voor doorgaand verkeer “vol” was met verkeer dat met ongeveer 50 kilometer per uur reed. Hij is vervolgens op de linker rijstrook voor tegemoetkomend verkeer gaan rijden met 118 kilometer per uur. De verdachte passeerde de middengeleider aan de linkerkant met 115 kilometer per uur. Hij zag dat een witte Volkswagen Golf vanaf de rechter rijbaan, ná de middengeleider, links afsloeg om een U-bocht te maken. Op het moment dat de verdachte zag dat de Golf links afsloeg, liet hij het gaspedaal los en liet zijn voertuig uitrollen. De Golf bleef direct na de Ubocht aan de voor hem rechterzijde van de weg staan. Het slachtoffer reed op de Capelseweg in een Caddy vlak achter de Golf. Op het kruisingsvlak stond het slachtoffer stil. De verdachte reed op dat moment 88 kilometer per uur en maakte geen gebruik van de zogenaamde versneller van de sirene. De Caddy kwam vanaf het kruisingsvlak in beweging. De verdachte heeft geprobeerd naar links uit te wijken, maar raakte de Caddy aan de linker voorzijde. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de Caddy pas zag op het moment dat de Golf de U-bocht al had gemaakt, dus hooguit een aantal seconden voor de aanrijding. Hij zag niet dat de Caddy optrok.
De verdachte was ten tijde van de aanrijding op de hoogte van de inhoud van de brancherichtlijn en had een specialistische rijopleiding gevolgd waarin de richtlijn als uitgangspunt diende.
Gereden snelheid
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de ten laste gelegde snelheden heeft gereden. AVLS is een systeem dat door middel van Global Positioning Systemen (GPS) en (alle overige) datacommunicatie tussen de meldkamer en het voertuig de locatie van een (politie-)voertuig vaststelt. Primair is dit systeem niet bedoeld voor ongevalsanalyse, maar de plaatsbepalingen (en daarmee de gereden snelheden) van het voertuig van de verdachte, zoals die in het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse staan vermeld, zijn gebaseerd op GPS. Omdat de GPS-gegevens door AVLS zijn ingelezen, wordt in het proces-verbaal vermeld dat de gegevens indicatief zijn. Dit doet echter niets af aan het feit dat de geregistreerde snelheden zijn vastgesteld aan de hand van de GPS-gegevens. De rechtbank is daarom van oordeel dat de snelheden die zijn berekend op basis van de GPS-gegevens met voldoende mate van zekerheid zijn vastgesteld. De raadsvouw heeft geen aanknopingspunten aangereikt die aannemelijk maken dat het GPS-systeem op dit punt tekort schiet.
Aanmerkelijke onvoorzichtigheid
De verdachte bestuurde een opvallend politievoertuig en voerde optische- en geluidssignalen. Dit omdat hij een dringende taak vervulde door opvolging te geven aan een prio-1 melding. De verdachte mocht dan ook afwijken van de voorschriften die gesteld zijn in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De in de brancherichtlijn opgenomen voorschriften komen er, samengevat en voor zover relevant, op neer dat de bestuurder van een politievoertuig rekening moet houden met onvoorziene en onberekenbare reacties van andere weggebruikers. Bij het naderen en oversteken van kruispunten, waarvan in de onderhavige zaak sprake is, dient de snelheid te worden aangepast, waarbij ervan uit moet worden gegaan dat andere weggebruikers het politievoertuig niet hebben opgemerkt. Ook mag de bestuurder van het voertuig niet harder rijden dan met een snelheid van maximaal 40 kilometer per uur boven de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Als er significante tijdwinst kan worden behaald, mag met een snelheid waarbij gestopt kan worden binnen de afstand die te overzien is en de rijbaan vrij is, tegen het verkeer in worden gereden.
De verdachte heeft op diverse punten anders gehandeld dan de brancherichtlijn aangeeft. Zo heeft hij met een snelheid van 28 kilometer per uur (118 -/- 50 -/- 40) boven de in de brancherichtlijn genoemde maximum snelheid gereden terwijl hij ook nog op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer een kruispunt naderde. Juist bij het benaderen van een kruispunt én bij het rijden tegen het verkeer in vermeldt de brancherichtlijn nadrukkelijk dat de snelheid zodanig moet worden aangepast dat tijdig kan worden gestopt. De rechtbank is van oordeel dat extra voorzichtigheid geboden is in een situatie waarin meerdere van voornoemde situaties zich voordoen, zoals in dit geval.
Bij een manier van rijden zoals waarvan in de onderhavige zaak sprake is, kan van de overige verkeersdeelnemers niet worden verwacht dat zij daarop bedacht dienen te zijn. Het gebruik van optische- en geluidssignalen maakt dat niet anders. Aangezien de verdachte vanuit een (rij)richting kwam die het slachtoffer niet verwachtte of hoefde te verwachten, moest door de verdachte des te meer worden geanticipeerd op de mogelijkheid dat het slachtoffer zou (kunnen) optrekken. De verdachte heeft verklaard dat hij, enkele seconden voor het ongeval, vanuit zijn ooghoek de Caddy pas zag en dat hij niet zag dat deze optrok. Daaruit blijkt dat de verdachte te weinig heeft geanticipeerd op het gedrag van de Caddy. Dit terwijl de brancherichtlijn expliciet aangeeft dat rekening met onvoorziene en onberekenbare reacties van andere weggebruikers moet worden gehouden en er bij kruispunten zelfs van uit moet worden gegaan dat andere weggebruikers het politievoertuig niet opmerken en dus mogelijk niet voor laten gaan. De snelheid die de verdachte reed was onder de gegeven omstandigheden dan ook veel te hoog.
Uit het gegeven dat het slachtoffer stilstond, mocht de verdachte niet afleiden dat het slachtoffer hem had gezien. De plek waar het slachtoffer stilstond was immers juist bedoeld om (kort) stil te staan om te kijken of er voor de bestuurder vanuit rechts verkeer aankomt en zo nodig voorrang te verlenen en het politievoertuig kwam vanuit het slachtoffer gezien van links.
Het door het slachtoffer ten gevolge van de aanrijding geleden letsel wordt door de rechtbank aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Daarbij heeft zij rekening gehouden met de aard en de ernst van het letsel, de noodzaak van het medisch ingrijpen en behandeling en de aanzienlijke periode van herstel. Vijf maanden na de aanrijding was het slachtoffer nog niet in staat om meer dan halve dagen te werken.