ECLI:NL:RBROT:2021:6587

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
587898
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen tussen erfgenamen over nalatenschap en kostenvergoedingen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben de erfgenamen van de overleden erflaatster, die op 24 mei 2017 is overleden, hun geschil deels geregeld tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2021. De zes zussen, waaronder [persoon E] die verstek heeft laten verlenen, hebben de rechtbank gevraagd om een oordeel over enkele resterende geschilpunten. De rechtbank heeft kennisgenomen van de dagvaarding en de conclusies van de partijen, en heeft de gemaakte afspraken en geschilpunten beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen overeenstemming hebben bereikt over de toevoeging van letters op het grafmonument van de erflaatster, de digitalisering van foto’s, en de verdeling van enkele persoonlijke items. Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de vordering van [persoon G] om een deel van de advocaatkosten van [persoon A] vergoed te krijgen, maar heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [persoon A] als executeur handelde binnen haar bevoegdheden en dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen.

Verder heeft de rechtbank de kosten van het vervangen van een slot en de niet-afgehaalde legaten beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen laakbaar handelen was en dat de nalatenschap op een correcte manier was afgehandeld. De rechtbank heeft uiteindelijk bepaald dat ieder van de partijen de eigen kosten van de procedure draagt en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank moedigt de partijen aan om de papieren erfenis, zoals foto’s en dagboeken, met elkaar te delen voor de komende generaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: 587898 / HA ZA 19-1165
Vonnis van 14 juli 2021
in de zaak van

1..[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,
2.
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
3.
[persoon C],
wonende te [woonplaats C] ,
eiseressen in conventie, verweersters in reconventie,
advocaat: mr. S. Visser te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen

1..[persoon D] ,

wonende te [woonplaats D] ,
gedaagde,
tegen wie verstek is verleend,

2..[persoon E] ,

wonende te [woonplaats E] ,
gedaagde,
tegen wie verstek is verleend,

3..[persoon F] ,

wonende te [woonplaats F] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. J.P. den Besten te Zoetermeer,

4..[persoon G] ,

wonende te [woonplaats G] ( [land G] ),
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.R. Vossen te Houten
Hoewel dit niet gebruikelijk is in een vonnis, worden partijen hierna bij hun tussen haakjes genoemde roepnaam genoemd. De achternaam werkt immers niet onderscheidend.

1..De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
• de dagvaarding van 31 oktober 2019;
• de conclusie van antwoord in conventie (tevens conclusie van eis in reconventie) van [persoon F] ;
• de conclusie van antwoord in conventie (tevens conclusie van eis in reconventie) van [persoon G] ;
• de (afzonderlijke) conclusies van repliek in conventie (tevens conclusies van antwoord in reconventie) in de zaken tegen [persoon F] en [persoon G]
• de conclusie van dupliek in conventie (tevens conclusie van repliek in reconventie) van [persoon F] ;
• de conclusie van dupliek in conventie (tevens conclusie van repliek in reconventie) van [persoon G] ;
• de (gecombineerde) conclusie van dupliek in reconventie in de zaken tegen [persoon F] en [persoon G] ;
• de akte uitlaten producties van [persoon G] ;
• de door partijen overgelegde stukken;
• de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 4 juni 2021.

2..Het geschil en de beoordeling daarvan

inleiding
2.1
Partijen zijn kinderen en erfgenamen van [erflaatster] , overleden op 24 mei 2017, hierna te noemen ‘erflaatster’. De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 4 juni 2021. De zes zussen zijn bij die gelegenheid verschenen, ook zus [persoon E] tegen wie officieel verstek is verleend. Broer [persoon D] is niet verschenen.
2.2
Partijen hebben hun geschil op de mondelinge behandeling deels geregeld. De regeling die zij hebben getroffen wordt hierna besproken. Aan de rechtbank is daarnaast gevraagd nog een oordeel te geven over (1) het door [persoon G] van [persoon A] gevorderde deel van haar advocaatkosten, (2) de kosten voor het vervangen van een slot, (3) de niet-afgehaalde legaten en (4) de vraag of [persoon D] ten tijde van het overlijden van erflaatster een vordering op haar had.
getroffen regeling
2.3
Partijen hebben op de mondelinge behandeling van de zaak overeenstemming bereikt over het volgende:
• Aan de naam van erflaatster op haar grafmonument worden de letters ‘ [letters] ’ toegevoegd, in dezelfde stijl als de letters die nu al op het grafmonument staan. Eiseressen gaan dit regelen, op hun kosten. [persoon G] hoeft niet mee te betalen aan de kosten voor het grafmonument (dus zowel niet aan de reeds gemaakte kosten als aan de nog te maken kosten).
• [persoon C] en [persoon E] gaan voor [persoon F] de foto’s waar zij ( [persoon F] ) en/of de peetouders van [persoon F] op staan digitaliseren. Het gaat voor de duidelijkheid om foto’s waar óók [persoon F] op staat (al dan niet samen met anderen), niet alleen om foto’s waar alléén [persoon F] op staat.
• [persoon G] krijgt uit de ‘grote hoge doos’ het item ‘ [naam item] ’. Het archief van erflaatster hoeft voor het overige niet gedeeld te worden.
• De dagboeken van de (overleden) vader van partijen en zijn KLM-koffertje blijven bij [persoon G] .
• [persoon G] verlaat haar stelling dat een deel van de notariskosten voor rekening van [persoon A] moeten komen.
advocaatkosten
2.4
[persoon G] wil dat [persoon A] een deel van de door haar voor deze kwestie gemaakte advocaatkosten aan haar vergoed omdat zij ( [persoon A] ) volgens [persoon G] onrechtmatig gehandeld heeft als executeur van de nalatenschap. De rechtbank gaat echter niet mee in deze stelling van [persoon G] .
2.5
[persoon A] heeft (als leek) de taak van executeur op zich genomen. Het kan uiteraard zo
zijn dat [persoon A] bij die taakuitoefening beslissingen heeft genomen die achteraf gezien wellicht niet genomen hadden moeten worden of beslissingen die onnodig geld hebben gekost, maar de rechtbank leest in de stukken niets dat de door [persoon G] gebruikte woorden als ‘laakbaar’ en ‘onrechtmatig’ rechtvaardigen. In dit verband wordt opgemerkt dat voor het ontslag van een executeur ‘gewichtige redenen’ nodig zijn. Er moet dus meer aan de hand zijn dan slechts een fout maken (als daar wat [persoon A] betreft al sprake van is). Daar komt bij dat [persoon G] gedurende het traject kennelijk ook geen aanleiding heeft gezien om aan de kantonrechter te vragen [persoon A] als executeur te ontslaan. Aangenomen mag worden dat [persoon G] zich de nu door haar gemaakte advocaatkosten (deels) had kunnen besparen als haar verhouding met [persoon A] (en/of met een of meer van haar andere zussen) goed was geweest maar die verhouding is nu eenmaal niet goed. Een slechte verhouding leidt in dit soort kwestie meer dan eens tot ‘hakken in het zand’ en daarmee tot extra kosten. Die kosten moeten in principe voor eigen rekening blijven en de rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dat principe af te wijken.
vervangen slot
2.6
[persoon A] heeft als executeur voor € 220,00 het slot van de woning van erflaatster laten vervangen. [persoon G] vindt dat dit niet nodig was en wil dat [persoon A] deze kosten daarom voor eigen rekening neemt. De rechtbank gaat evenmin mee in deze stelling van [persoon G] . Een executeur, en als zodanig handelde [persoon A] bij het vervangen van het slot, heeft nu eenmaal een bepaalde vrijheid bij het uitvoeren van zijn taken. Eén van die taken is het beheer van de (goederen van de) nalatenschap. Als de executeur misbruik van deze vrijheid maakt kan hij daar uiteraard op aangesproken worden, maar dat [persoon A] misbruik heeft gemaakt van haar vrijheid door het slot te vervangen ziet de rechtbank niet. [persoon A] vond het vervangen van het slot op dat moment kennelijk nodig en dat is haar goed recht, ook als [persoon G] daar anders over denkt. Bij dit oordeel speelt mee dat de vrijheid van een executeur groter is als het gaat om goedkope(re), alledaagse dingen, zoals het vervangen van een slot voor € 220,00.
niet-afgehaalde legaten
2.7
Erflaatster heeft in haar testament roerende zaken aan haar kinderen gelegateerd. Voor sommige van deze legaten hadden de kinderen echter geen belangstelling. Vervolgens is aan de kleinkinderen gevraagd of zij er belangstelling voor hadden. Uiteindelijk bestond voor een bedrag van € 1.745,00 aan spullen bij niemand belangstelling. Deze spullen zijn aan de opkoper meegegeven. De rechtbank ziet hier niets laakbaars in. Niemand wilde deze spullen hebben, kennelijk ook [persoon G] niet, de spullen zijn aan de opkoper meegegeven en daarmee is de kous af. Het verweer dat [persoon G] op dit punt voert lijkt niet zozeer om het bedrag en/of de manier van verdelen van dat bedrag te gaan, als wel om aan te tonen dat [persoon A] onrechtmatig gehandeld heeft. Dat heeft [persoon A] zoals hierover overwogen echter niet. De rechtbank ziet geen aanleiding op dit punt nog iets aan iemand toe te delen.
schenking [persoon D]
2.8
Erflaatster schonk haar kinderen bij leven geld. [persoon D] wilde deze schenkingen niet aannemen, om welke reden dan ook, daar is geen discussie over. [persoon G] stelt zich echter op het standpunt dat [persoon D] wat die schenkingen betreft een vordering op de nalatenschap van € 22.700,00 heeft, of in ieder geval had op het moment dat erflaatster overleed, en dat daar ten onrechte geen rekening mee is gehouden. De rechtbank deelt dit standpunt echter niet. De wet zegt immers (artikel 7:175 lid 2 Burgerlijk Wetboek) dat ‘het tot een bepaalde persoon gericht schenkingsaanbod als aangenomen geldt, wanneer deze na er van kennis te hebben genomen het niet onverwijld heeft afgewezen’. [persoon D] wilde de schenking niet toen erflaatster nog leefde. Hij heeft de schenking dus afgewezen. Uit niets blijkt dat het, via welke constructie dan ook, de bedoeling van wie dan ook was, dat de schenking alsnog aan [persoon D] zou toekomen na het overlijden van erflaatster. Ook wat dit betreft is er dus niets fout gegaan en is er geen aanleiding op dit punt nog iets aan iemand toe te delen.
tot slot
2.9
De nog aan de rechtbank voorgelegde geschilpunten zijn beoordeeld en leiden niet tot wijziging van wat ieder van de erfgenamen uit de nalatenschap van erflaatster krijgt. Alleen de afspraak dat [persoon G] niet meebetaalt aan het grafmonument van erflaatster leidt tot een (kleine) wijziging van het aan ieder uit te keren bedrag. De rechtbank gaat ervan uit dat (de gemachtigden van) partijen dit eenvoudig kunnen regelen en dat ieder vervolgens uitgekeerd krijgt wat hem of haar toekomt.
2.1
In wat na de schorsing van de mondelinge behandeling aan de rechtbank voorgelegd is, is niet gesproken over de kosten van deze procedure en over het ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaren van dit vonnis. Omdat het uitgangspunt in dit soort zaken echter is te bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten draagt en het gebruikelijk is een vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal wat dit betreft conform deze uitgangspunten worden beslist.
2.11
Het blijkt uit de stukken en het is de rechtbank op de mondelinge behandeling ook niet ontgaan: de verhoudingen tussen de zussen zijn, zacht uitgedrukt, niet optimaal. [persoon D] lijkt hier buiten te staan. Iedere zus heeft ongetwijfeld haar eigen visie op het ontstaan van de slechte verhouding. Het lijkt de zussen wat de nalatenschap van erflaatster betreft ook niet om het geld te gaan. De volledige toe- of afwijzing van de vorderingen in conventie en reconventie, als dit in volle omvang door de rechtbank beoordeeld had moeten worden, had per persoon niet heel veel geld gescheeld. De, om met [persoon F] te spreken, ‘papieren erfenis’ lijkt veel belangrijker, zo blijkt uit de wens van [persoon F] de foto’s waarop zij staat te hebben, het door [persoon G] verlangde item uit de ‘grote hoge doos’ en het emotionele betoog van [persoon E] over de (oorlogs)dagboeken van de vader van partijen. Deze papieren erfenis zal naar verwachting ook langer meegaan dan het conflict tussen de zussen, dat immers door tijdsverloop op een dag vanzelf tot een einde komt. Omdat de zussen het belang dat zij aan de papieren erfenis hechten wél lijken te delen, en zij naast alles wat hen scheidt in ieder geval ook nog iets gemeen hebben, geeft de rechtbank hen in overweging, ook gelet op de kwalitatief goede mogelijkheden die digitalisering biedt, die papieren erfenis (foto’s, de administratie van erflaatster maar ook de dagboeken van vader) zoveel mogelijk met elkaar te delen. Is het niet voor het belang dat hun generatie daaraan hecht, dan wel voor het belang dat de komende generaties, zoals de gezamenlijke kleinkinderen van [persoon A] en [persoon G] , daaraan kunnen hechten.

5..De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat wat is opgenomen onder 2.3 van dit vonnis;
- bepaalt dat partijen ieder de eigen kosten van deze procedure dragen;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders door partijen gevorderde, in conventie en in reconventie, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
414