Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
4..Waardering van het bewijs
opzettelijk mondeling zich jegens [naam ] heeft geuit,
kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een
rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden,
terwijl zij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou
worden afgelegd,
door in een telefoongesprek tegen die [naam ] te zeggen (onder meer):
- "Je moet zeggen dat (je) stoned was en dat je niets meer weet wat toen gaande
was", en
- "Je moet ontkennen en zeggen 'Ik heb niets gedaan. Indien jullie mij verdenken
van zoiets dan moeten jullie met bewijs komen'", en
- "Je moet zeggen "Ja ik was daar. Met door alle chaos wat gaande was, stoet voor en
stoet achter, mensen stapten uit hun auto's, ik zat naar achter te kijken. Pas later
keek ik voor me en ik zag de politieagent voor me. Ik weet niet wie hem geslagen
heeft. Ik heb niets gezien", en
- "Je moet niet gelijk gaan verklaren dat je niemand hebt geslagen. Je moet wachten
totdat je die vraag krijgt. Wanneer ze gaan vragen 'Weet jij wie geslagen heeft?',
moet je zeggen "Nee, ik weet niemand die hem geslagen heeft", en
- "Indien ze tegen jou zeggen 'Je kent hem' moet je antwoorden 'Ik ken hem niet',
en
- "Indien ze jou vragen 'Heb je dat gedaan?' moet je zeggen 'Nee, ik heb helemaal
niet gedaan wat jullie aan mij voorleggen'"
.
5..Strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Toepasselijke wettelijke voorschriften
9..Bijlagen
10..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen;
80 (tachtig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
40 (veertig) dagen.
opzettelijk mondeling zich jegens [naam ] heeft geuit,
kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een
rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden,
terwijl zij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou
worden afgelegd,
doorin een telefoongesprek tegen die [naam ] te zeggen (onder meer):
- "Je moet zeggen dat (je) stoned was en dat je niets meer weet wat toen gaande
was", en/of
- "Je moet ontkennen en zeggen 'Ik heb niets gedaan. Indien jullie mij verdenken
van zoiets dan moeten jullie met bewijs komen'", en/of
- "Je moet zeggen "Ja ik was daar. Met door alle chaos wat gaande was, stoet voor en
stoet achter, mensen stapten uit hun auto's, ik zat naar achter te kijken. Pas later
keek ik voor me en ik zag de politieagent voor me. Ik weet niet wie hem geslagen
heeft. Ik heb niets gezien'", en/of
- "Je moet niet gelijk gaan verklaren dat je niemand hebt geslagen. Je moet wachten
totdat je die vraag krijgt. Wanneer ze gaan vragen 'Weet jij wie geslagen heeft?',
moet je zeggen 'Nee, ik weet niemand die hem geslagen heeft'", en/of
- "Indien ze tegen jou zeggen 'Je kent hem' moet je antwoorden 'Ik ken hem niet'",
en/of
- "Indien ze jou vragen 'Heb je dat gedaan?' moet je zeggen 'Nee, ik heb helemaal
niet gedaan wat jullie aan mij voorleggen'",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking.