In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019. De minderjarige verblijft momenteel in een crisispleeggezin. De kinderrechter heeft eerder op 16 december 2020 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 3 januari 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 3 juli 2021. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De ouders van de minderjarige hebben aangegeven dat zij willen meewerken aan de hulpverlening en dat zij stabiliteit hebben gevonden in hun leven, nu zij in België wonen.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de ouders en de GI gehoord. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing en pleit voor een plan voor thuisplaatsing. De vader steunt dit verzoek en heeft aangegeven dat hij en de moeder altijd hulpverlening hebben geaccepteerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders meer stabiliteit hebben gevonden, maar dat er nog meer zicht moet komen op hun opvoedvaardigheden en de thuissituatie voordat een thuisplaatsing kan plaatsvinden. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 3 oktober 2021, met de opdracht aan de GI om uiterlijk twee weken voor die datum te rapporteren over de stand van zaken.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de kosten van de benodigde begeleiding en het onderzoek zo snel mogelijk worden vastgesteld, om langdurige pleegzorg te voorkomen. De beschikking is mondeling gegeven en zal schriftelijk worden uitgewerkt. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.