ECLI:NL:RBROT:2021:6546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
C/10/608970 / JE RK 20-3333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019. De minderjarige verblijft momenteel in een crisispleeggezin. De kinderrechter heeft eerder op 16 december 2020 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 3 januari 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 3 juli 2021. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De ouders van de minderjarige hebben aangegeven dat zij willen meewerken aan de hulpverlening en dat zij stabiliteit hebben gevonden in hun leven, nu zij in België wonen.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de ouders en de GI gehoord. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing en pleit voor een plan voor thuisplaatsing. De vader steunt dit verzoek en heeft aangegeven dat hij en de moeder altijd hulpverlening hebben geaccepteerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders meer stabiliteit hebben gevonden, maar dat er nog meer zicht moet komen op hun opvoedvaardigheden en de thuissituatie voordat een thuisplaatsing kan plaatsvinden. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 3 oktober 2021, met de opdracht aan de GI om uiterlijk twee weken voor die datum te rapporteren over de stand van zaken.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de kosten van de benodigde begeleiding en het onderzoek zo snel mogelijk worden vastgesteld, om langdurige pleegzorg te voorkomen. De beschikking is mondeling gegeven en zal schriftelijk worden uitgewerkt. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/608970 / JE RK 20-3333
datum uitspraak: 11 juni 2021

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [land] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [land] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 december 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief met bijlagen van de GI van 20 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 2 juni 2021.
Op 11 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.T.M. Sengers, waarnemend voor mr. A.L. Witteveen,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 16 december 2020 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 3 januari 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 16 december 2020 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 3 juli 2021. Het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het aangehouden verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is voor de GI belangrijk dat de ouders en [voornaam minderjarige] de kans krijgen om herenigd te worden. De ouders lijken meer stabiliteit gevonden te hebben en zijn betrouwbaar in het nakomen van afspraken. Voor de terugplaatsing is het wel van belang dat de GI zicht heeft op onder meer de relatie tussen de ouders onderling en op hun opvoedvaardigheden. De GI wil de terugplaatsing kunnen volgen en kunnen ingrijpen wanneer dat nodig is. De GI hoopt daarom hulpverlening bij de ouders in België in te kunnen zetten, maar dit blijkt ingewikkeld om te realiseren vanwege de financiële aspecten.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens en door de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder is van mening dat binnen de nog lopende termijn van de uithuisplaatsing een plan moet worden opgesteld waarmee [voornaam minderjarige] thuisgeplaatst kan worden. De advocaat heeft vernomen dat de GI [voornaam minderjarige] dient aan te melden bij de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden, zodat gezorgd kan worden voor een overdracht naar België. De moeder heeft voldaan aan de bodemeisen die eerder gesteld zijn door de GI. Zij heeft een vaste baan, een woning en zij is op zoek gegaan naar hulpverlening voor zichzelf.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij en de moeder altijd hulpverlening hebben geaccepteerd en dit ook zullen blijven doen. De vader wil dat [voornaam minderjarige] naar huis komt en wil meewerken aan alles wat daarvoor nodig is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende gebleken. [voornaam minderjarige] verblijft in een crisispleeggezin. Het is de bedoeling van alle betrokkenen dat toegewerkt wordt naar thuisplaatsing bij de ouders. Daarvoor is het nodig dat eerst meer zicht komt op de thuissituatie, de relatie tussen en de opvoedvaardigheden van de ouders. De ouders hadden in het verleden geen vaste woon-of verblijfplaats en verbleven tot de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij verschillende opvangplekken, waardoor zij toen geen veilige plek aan [voornaam minderjarige] konden bieden. Inmiddels zijn de ouders verhuisd naar België, waar zij een woning konden krijgen en inmiddels ook werk hebben gevonden. De GI ziet dat ouders meer stabiliteit hebben gevonden en betrouwbaar zijn in het nakomen van afspraken. Ook heeft de GI kort voor de zitting geconstateerd dat de huidige woning van de ouders in België geschikt is om [voornaam minderjarige] daar te laten verblijven. Dat de ouders nu in België wonen maakt de situatie echter ingewikkeld, aangezien de kinderbeschermingsmaatregel voor [voornaam minderjarige] en daarmee de hulp en begeleiding die de ouders nodig zullen hebben, alleen door België kan worden overgenomen als [voornaam minderjarige] daadwerkelijk bij haar ouders in België gaat wonen. Een thuisplaatsing zou op dit moment echter nog een te grote stap zijn voor [voornaam minderjarige] . Het is nodig dat de GI eerst meer zicht krijgt op de relatie tussen en de opvoedvaardigheden van de ouders. Daartoe dienen de bezoeken van ouders aan [voornaam minderjarige] te worden uitgebreid en geobserveerd. Voorts dient hulpverlening bij de ouders in België te worden ingezet. Het is echter niet duidelijk hoe deze begeleiding, zowel in Nederland als in België, bekostigd moet worden.
De kinderrechter acht het daarom nu nog in het belang van [voornaam minderjarige] om haar verblijf in het crisispleeggezin voort te zetten. Wel is het voor [voornaam minderjarige] nodig dat zo spoedig mogelijk duidelijk wordt of zij terug kan naar haar ouders. Daartoe moet meer zicht komen op de thuissituatie, de relatie tussen en de opvoedvaardigheden van de ouders. Het is van belang dat zo snel mogelijk besloten wordt wie de kosten daarvan gaat dragen. De kinderrechter merkt op dat de kosten van de in te zetten begeleiding en het onderzoek beduidend minder zullen zijn dan een langdurige verlenging van de huidige pleegzorgplaatsing van [voornaam minderjarige] . Door dat onderzoek op korte termijn financieel mogelijk te maken kunnen de kosten van een langdurige pleegzorgplaats wellicht worden voorkomen. Het is van belang dat zowel de GI als de gemeente die op dit moment de kosten van de plaatsing van [voornaam minderjarige] voor haar rekening neemt, zich daarvan bewust is. Daarnaast dient de aanmelding bij de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden zo snel mogelijk afgerond te worden.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van drie maanden en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen datum. De GI wordt verzocht uiterlijk twee weken voor die datum te rapporteren over de stand van zaken en daarbij onder meer aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 3 oktober 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de GI, belanghebbenden en mr. A.L. Witteveen in deze zaak zal plaatsvinden op
29 september 2021 te 14:15 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, belanghebbenden en mr. A.L. Witteveen.
Verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld door de kinderrechter en ondertekend door de griffier op 23 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.