In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, een huurder, en gedaagde, de woningcorporatie Oost West Wonen. Eiseres vorderde dat de woningcorporatie haar de huurwoning aan de [adres 2] te Ouddorp zou toewijzen, nadat zij op de eerste plaats van de wachtlijst stond. Eiseres stelde dat Oost West Wonen in strijd met haar beleid handelde door de woning niet aan haar toe te wijzen, ondanks dat zij voldeed aan de toewijzingsvereisten. De woningcorporatie betwistte de vordering en voerde aan dat zij contractsvrijheid had om te beslissen aan wie zij de woning verhuurde. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2021 werd duidelijk dat de woning inmiddels aan een derde was verhuurd, wat de spoedeisendheid van de vordering ondermijnde.
De kantonrechter oordeelde dat, hoewel eiseres op de wachtlijst stond en voldeed aan de eisen, Oost West Wonen recht had om haar contractsvrijheid uit te oefenen. De rechter concludeerde dat het niet aannemelijk was dat in een bodemprocedure de vordering van eiseres zou slagen, vooral omdat de woning al aan een derde was verhuurd. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Oost West Wonen, vastgesteld op € 480,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.