Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vordering en het verweer
3..De beoordeling
4..De beslissing
dinsdag 3 augustus 2021;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) en een gedaagde die zelf procedeert. DSW vorderde een bedrag van € 745,88 van de gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een zorgverzekering die de gedaagde bij DSW had afgesloten, waarbij de gedaagde in verzuim was om de verschuldigde premie en eigen risico te betalen. De gedaagde erkende de hoofdsom en de rente, maar betwistte de verschuldigdheid van het griffierecht en andere proceskosten.
De kantonrechter heeft de vordering van DSW toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag. De kantonrechter heeft echter ook aandacht besteed aan een telefonisch gesprek dat op 9 maart 2021 had plaatsgevonden tussen de gedaagde en een medewerkster van GGN, de incassogemachtigde van DSW. De gedaagde stelde dat hij bereid was het volledige bedrag contant te betalen, maar dat de medewerkster had aangegeven dat contante betalingen niet mogelijk waren vanwege de coronamaatregelen. De kantonrechter heeft DSW verzocht om de geluidsopnames van dit gesprek in het geding te brengen, voordat een definitieve beslissing over de proceskosten wordt genomen.
De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de kantonrechter de mogelijkheid heeft gegeven om de geluidsopnames te overleggen. De uitspraak is gedaan in het kader van de eerste aanleg en betreft een enkelvoudige kamer.