ECLI:NL:RBROT:2021:6521

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
9062028 CV EXPL 21-8353
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en boete in verband met treintje rijden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het niet betalen van parkeerkosten en een boete in verband met het zogenaamde 'treintje rijden'. De procedure begon met een dagvaarding op 25 februari 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 7 juni 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] op 3 oktober 2020 de parkeeraccommodatie heeft verlaten zonder een geldig parkeerticket, wat in strijd is met de algemene voorwaarden van Q-Park. Q-Park vorderde een bedrag van € 379,47, bestaande uit een tarief voor een verloren kaart en een schadevergoeding wegens de overtreding.

[gedaagde] heeft erkend dat hij zonder kaartje de parkeeraccommodatie heeft verlaten, maar voerde aan dat hij in paniek was en geprobeerd had contact op te nemen met Q-Park. De kantonrechter oordeelde echter dat [gedaagde] niet voldoende had gedaan om zijn verweer te onderbouwen. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van Q-Park beoordeeld en geconcludeerd dat de bedingen niet onredelijk bezwarend zijn. De vordering van Q-Park werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9062028 CV EXPL 21-8353
uitspraak: 9 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Q-Park’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 25 februari 2021, met bijlagen;
de conclusie van antwoord, met bijlagen;
het tussenvonnis van 29 maart 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021.
Ter zitting is besloten dat de akte van Q-Park van 21 mei 2021 geen onderdeel uitmaakt van deze procedure, nu [gedaagde] stelt hiervan geen kennis te hebben kunnen nemen.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Q-park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties, waaronder de parkeeraccommodatie EMMEN-Wildlands (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2
Door middel van het verzoeken om en ontvangen/accepteren van het parkeerticket of het binnenrijden met een betaalpas of met abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeeraccommodatie verschaffen. Door het binnenrijden wordt een parkeerovereenkomst met Q-park aangegaan.
2.3
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie worden voorafgaand aan het naar binnenrijden de geldende tarieven vermeld en wordt verwezen naar de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden (AV) en de plaats waar deze kunnen worden opgevraagd.
2.4
Artikel 5.5 AV luidt als volgt:
“Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan.”
2.5
Artikel 5.6 AV luidt als volgt:
“In het geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.”
2.6
Artikel 5.7 AV luidt als volgt:
“Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.”
2.7
Artikel 5.8 AV luidt als volgt:
“Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €319,97- (incl. BTW prijspeil 2020). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
2.8
Artikel 5.9 AV luidt als volgt:
“Q-Park is vrij het in artikel 5.8 genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te indexeren conform CPI.”
2.9
Door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat het voertuig met kenteken [kentekennummer] op 3 oktober 2020 om 15:46 uur de parkeeraccommodatie heeft verlaten door bumper-klevend achter een voorganger onder de slagboom door te rijden.
2.1
Het kenteken stond op bovenvermeld tijdstip op naam van [persoon A] geregistreerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Het voertuig werd op bovenvermeld tijdstip bestuurd door [gedaagde] , zodat hij in de plaats van [persoon A] in de procedure is betrokken.

3..Het geschil

3.1
Q-Park vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Q-Park van een bedrag van € 379,47 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Q-Park legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park het tarief verloren kaart van in dit geval € 10,- en een schadevergoeding van € 319,97 verschuldigd is. Q-Park vordert de schadevergoeding wegens onder andere geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie. Door de wanprestatie van [gedaagde] heeft Q-Park buitengerechtelijke incassokosten moeten maken. Deze dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
3.3
[gedaagde] heeft het volgende verweer gevoerd. [gedaagde] erkent dat hij op 3 oktober 2020 de parkeeraccommodatie al “treintje-rijdend” is binnengereden en heeft verlaten. [gedaagde] is in paniek de parkeeraccommodatie al “treintje-rijdend” binnengereden en heeft daarna bij de receptie van het park Wildlands, bij de parkeerautomaten én op de parkeeraccommodatie zelf geprobeerd in contact te komen met Q-Park. Dit is echter niet gelukt, waarop hij zich genoodzaakt zag om de parkeeraccommodatie op dezelfde wijze te verlaten.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] door het binnenrijden van de parkeeraccommodatie een parkeerovereenkomst heeft gesloten met Q-Park. Daarnaast is niet in geschil dat [gedaagde] zonder kaartje de parkeeraccommodatie heeft verlaten. Hierdoor dienen de vorderingen van Q-Park in beginsel te worden toegewezen. [gedaagde] verweert zich echter door te stellen dat hij geprobeerd heeft Q-Park te contacteren, maar doordat dit niet lukte hem niets anders restte dan middels het ‘treintje rijden’ de parkeeraccommodatie te verlaten.
ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden
4.2
De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of de bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze het beding niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08. Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de Richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd.
4.3
Q-Park heeft gemotiveerd gesteld dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn. De bedongen schadevergoeding beoogt volgens Q-Park primair ‘treintje rijden’ te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om treintje rijden tegen te gaan dat even effectief is als deze bedongen schadevergoeding. Het treintje rijden leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het treintje rijden. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de bedongen schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van treintje rijden. De bedongen schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
4.4
De door Q-Park bedongen schadevergoeding is, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, en gezien de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn.
gezocht contact met Q-Park
4.5
[gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij tevergeefs contact heeft gezocht met Q-Park, nadat hij in paniek treintje rijdend, en zonder een kaartje, de parkeeraccommodatie heeft betreden. Zo stelt [gedaagde] dat hij op verschillende plekken in contact heeft geprobeerd te komen met Q-Park. Deze door [gedaagde] gestelde pogingen zijn echter niet voldoende om zijn verweer te laten slagen. Allereerst had het op de weg van [gedaagde] gelegen om bij een parkeerautomaat alsnog een parkeerkaart te kopen, nu hij deze niet bij de inrijterminal heeft gekregen. Daarnaast is niet gebleken dat [gedaagde] , nadat hij geen medewerker van Q-Park kon vinden, geen andere mogelijkheid had om met Q-Park in contact te treden. Zo had het op de weg van [gedaagde] gelegen om Q-Park telefonisch te benaderen of om via de hulpknop bij een parkeerautomaat of uitrijterminal contact te zoeken, maar in ieder geval om (binnen korte tijd) nadat hij de parkeeraccommodatie op niet-legitieme wijze had verlaten, contact op te nemen met Q-Park om de situatie uit te leggen. [gedaagde] was zich immers bewust van zijn fout. Dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan komt voor zijn rekening en risico. Het verweer slaagt dan ook niet.
conclusie, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het tarief voor de verloren kaart van € 10,- en de schadevergoeding van € 319,97 zullen worden toegewezen. Nu [gedaagde] met betaling van deze bedragen in gebreke is gebleven, is hij op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente verschuldigd.
4.7
Q-Park maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] betwist ter zitting de kosteloze aanmaning te hebben ontvangen. Dit verweer had bij antwoord moeten worden gevoerd aangezien Q-Park de aanmaning aangetekend heeft verstuurd en niet retour heeft ontvangen. Zij was dan nog in de gelegenheid geweest ten behoeve van de mondelinge behandeling een ontvangstbewijs over te leggen. Bij deze stand van zaken wordt er vanuit gegaan dat de aanmaning [gedaagde] heeft bereikt. Voldoende is gebleken dat voldaan is aan de wettelijke vereisten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden toegewezen.
4.8
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Q-Park te betalen een bedrag van € 379,47 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 329,97 vanaf 3 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Q-Park vastgesteld op € 126,- aan griffierecht, € 89,37 aan dagvaardingskosten en € 150,- (2 punten x € 75,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236