In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over schade aan een voertuig. [eiseres] stelt dat op 6 mei 2020 een voertuig van [gedaagde] schade heeft veroorzaakt aan de Dodge die zij in bruikleen had van [naam regionale politieke partij]. [eiseres] vordert een schadevergoeding van € 3.922,50, bestaande uit kosten voor herstel, transport, vervangend vervoer, juridische bijstand en garagekosten. De gedaagde partij voert verweer tegen deze vordering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Dodge eigendom is van [naam regionale politieke partij] en dat de bestuurder van deze vereniging de man van [eiseres] is. De kantonrechter concludeert dat [eiseres] en [naam persoon] samen de eigenaar zijn van de Dodge en dat de schadevergoeding aan [eiseres] ook ten goede komt aan [naam persoon] en/of [naam regionale politieke partij]. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade aan de Dodge, die is vastgesteld op € 1.772,50. De vordering voor vervangend vervoer en juridische bijstand wordt afgewezen, omdat deze kosten niet toewijsbaar zijn.
De kantonrechter heeft bepaald dat ieder van de partijen de eigen kosten van de procedure draagt en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] het bedrag van € 1.772,50 aan [eiseres] moet betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep.