Op 29 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een verzoek tot een dwangakkoord heeft ingediend. Dit verzoek is gedaan in het kader van de kinderopvangtoeslagaffaire, waarbij verzoekster mogelijk als gedupeerde wordt aangemerkt. Verzoekster heeft op 19 januari 2021 een verzoek ingediend om een vijftal schuldeisers, waaronder Capabel en Berini, te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, namelijk negenentwintig van de eenendertig, akkoord is gegaan met de regeling. Capabel en Berini hebben echter geweigerd in te stemmen, waarbij Capabel heeft aangegeven dat het aangeboden bedrag te laag is en niet in verhouding staat tot de totale schuldvordering. Berini heeft niet gereageerd op de voorstellen van verzoekster.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Capabel en Berini. De rechtbank concludeert dat de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wil oplossen, zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en Capabel en Berini bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn Capabel en Berini veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.