Op 14 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 28 kilogram cocaïne. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had verklaard dat hij naar Nederland was gekomen om documenten aan een persoon te overhandigen en dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de kartonnen doos die hij vervoerde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne, gezien de omstandigheden waaronder hij de doos vervoerde en zijn inconsistenties in verklaringen. De rechtbank concludeerde dat het bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het vervoeren van cocaïne, wat een ernstig strafbaar feit is. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.