ECLI:NL:RBROT:2021:6486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
C/10/620412 / KG ZA 21-511
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil ontruiming in boedelscheiding met afwijzing van vordering

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man schorsing van de executie van een eerder vonnis dat de ontruiming van de woning gelastte. De man en de vrouw zijn voormalige echtgenoten en gezamenlijk eigenaar van de woning in Capelle aan den IJssel. De vrouw heeft eerder een kort geding aangespannen om de ontruiming van de woning te vorderen, wat resulteerde in een vonnis dat de ontruiming per 1 april 2020 zou plaatsvinden, mits de man het aandeel van de vrouw in de woning niet zou overnemen. De man heeft echter geen stappen ondernomen om dit te realiseren en beroept zich nu op een noodtoestand en misbruik van recht door de vrouw. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man onvoldoende feiten heeft aangedragen die wijzen op een juridische of feitelijke misslag in het eerdere vonnis. De vrouw heeft het recht om de ontruiming door te zetten, aangezien de man niet heeft voldaan aan de voorwaarden die hem in staat hadden gesteld om de ontruiming te voorkomen. De vorderingen van de man worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/620412 / KG ZA 21-511
Vonnis in kort geding van 28 juni 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat: mr. G. Laurman te Strijen,
tegen
[gedaagde],
wonende op een geheim adres in Duitsland,
woonplaats gekozen hebbende te [plaats] (NB),
gedaagde,
advocaten: mr. P.B.J. Dekker en J. van der Valk te Tilburg.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 juni 2021, met producties;
  • de producties van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 24 juni 2021 (deels via een Skype-verbinding);
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn tot 16 september 2011 met elkaar gehuwd geweest.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) Capelle aan den IJssel (hierna: de Woning). Aan deze Woning is een hypothecaire geldlening verbonden, waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
2.3.
Na het uiteengaan van partijen is de man in de Woning blijven wonen. Ook de vader van de man, [persoon A] , staat ingeschreven op het adres van de Woning.
2.4.
Partijen hebben met betrekking tot de Woning onder meer de volgende procedures tegen elkaar gevoerd.
  • Bij vonnis van deze rechtbank van 22 april 2015 is de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vastgesteld. Hierbij is onder meer bepaald dat de woning dient te worden verkocht en dat de opbrengst na aftrek van de hypothecaire geldlening en de verkoopkosten bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld. Voorts is de vrouw gemachtigd om de Woning te gelde te maken;
  • Bij (verstek)vonnis van 6 februari 2018 heeft de rechtbank het uitsluitend gebruik van de Woning toegewezen aan de vrouw en is de man veroordeeld de Woning te verlaten en niet meer te betreden;
2.5.
Op 31 juli 2019 heeft de vrouw bij deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen de vader van de man en anderen die in de Woning verblijven en daarbij de ontruiming van de Woning gevorderd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen een minnelijke regeling getroffen, waarna de voorzieningenrechter met inachtneming van die minnelijke regeling vonnis heeft gewezen. Bij vonnis van 13 september 2019 (hierna: het Vonnis) heeft de voorzieningenrechter de ontruiming van de Woning gelast, met dien verstande dat die ontruiming niet vóór 1 april 2020 kon worden geëffectueerd en ook niet indien de man voor die datum het aandeel van de vrouw in de Woning heeft overgenomen. Hierbij is bepaald dat de Woning na de ontruiming wordt verkocht door tussenkomst van een (NVM-)makelaar.
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.6.
Bij brief van 16 juni 2020 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw voorgesteld om ten behoeve van de taxatie drie namen van taxateurs in Capelle aan den IJssel op te geven. Volgens het voorstel van de man zou hij vervolgens één van die taxateurs uitkiezen, waarna partijen de uit te voeren taxatie bindend dienden te verklaren.
2.7.
Bij exploot van 7 juni 2021 heeft de vrouw het Vonnis aan de man en zijn vader doen betekenen en de ontruiming van de Woning aangezegd tegen 28 juni 2021 om 14:20 uur.
2.8.
Bij e-mail van 11 juni 2021 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw verzocht om van de ontruiming af te zien, dan wel om deze te schorsen. In deze e-mail schrijft de advocaat van de man onder meer dat de vrouw geen medewerking heeft verleend aan taxatie van de Woning en dat de man de Woning bewoont door de man, zijn (zwangere) vriendin en hun drie kinderen. De (advocaat van de) vrouw heeft geantwoord dat zij geen reden ziet waarom de ontruiming geen doorgang kan hebben.

3..Het geschil

3.1.
De man vordert, samengevat:
I. schorsing van de executie van het Vonnis voor de duur van de gevorderde voorzieningen en de vrouw te gebieden de executie te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom;
II. de vrouw te veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de Woning wordt getaxeerd door het in de dagvaarding vermelde makelaarskantoor en dat de man gedurende drie maanden vanaf de datum van het taxatierapport de tijd krijgt om de financiering rond te krijgen;
III. de vrouw te veroordelen om te gehengen en te gedogen, dat indien de man er niet in slaagt om binnen de gestelde termijn de financiering rond te krijgen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, dat de Woning te koop wordt gezet voor een door hiervoor bedoeld makelaarskantoor te bepalen vraagprijs;
een en ander met compensatie van de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt de man het volgende ten grondslag.
De man wenst te Woning nog altijd over te nemen. Met de tenuitvoerlegging van het Vonnis maakt de vrouw misbruik van recht. Aangezien de vrouw zich onvindbaar heeft gehouden en zij niet meegewerkt aan de taxatie van de Woning en gelet op het tijdsverloop na 1 april 2020, dient aan de man een ruimere termijn te worden gegund.
Ook indien mocht blijken dat de man niet in staat is om de Woning over te nemen, heeft de vrouw geen belang bij de ontruiming, aangezien zij er zelf niet wenst te gaan wonen en een bewoonde woning beter verkoopt dan een onbewoonde woning. Voorts is de man op 10 juni 2021 vader geworden van een vierde kind en de ontruiming van het gezin is onmenselijk.
3.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de executie van het – inmiddels onherroepelijk geworden – Vonnis moet wordt geschorst.
4.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling ten uitvoer kan worden gelegd. In een executiegeschil kan de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke uitspraak slechts worden geschorst wanneer de executant, gelet op de belangen van de geëxecuteerde, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn executiebevoegdheid.
Dat kan onder meer het geval zijn wanneer de te executeren beslissing berust op een kennelijke juridische of feitelijke misslag en/of als de executie op grond van na de beslissing voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde klaarblijkelijk een noodtoestand zal doen ontstaan. Deze maatstaf is na het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 onveranderd gebleven voor uitspraken waartegen geen rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat.
4.3.
De man heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat sprake is van een feitelijke of juridische misslag. Hij beroept zich op het bestaan van een noodtoestand en/of overig misbruik van recht door de vrouw.
4.4.
Op grond van het Vonnis was de vrouw met ingang van 1 april 2020 bevoegd om de Woning te ontruimen. De man kon dit voorkomen door vóór die datum het aandeel van de vrouw in de Woning zou hebben overgenomen. Tot op heden heeft de man het aandeel van de vrouw niet overgenomen. De ontruiming is op 1 april 2020 niet ten uitvoer gelegd. De omstandigheid dat de ontruiming pas ruim een jaar na die datum ten uitvoer wordt gelegd, levert geen misbruik van recht op. De man heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de vrouw zou afzien van tenuitvoerlegging van het Vonnis. Uit de hoeveelheid tussen partijen gevoerde procedures volgt het tegendeel. In dit verband heeft de vrouw voorts onweersproken gesteld dat de ontruiming aanvankelijk gepland was op 28 april 2020, maar dat deze in verband met de coronamaatregelen geen doorgang heeft gevonden. Het feit dat de vrouw het voorstel van de man voor het aanwijzen van drie taxateurs onbeantwoord heeft gelaten, levert ook geen misbruik van recht op. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in staat is om de Woning – tegen een geschatte taxatiewaarde – over te nemen. Hij heeft niet weersproken dat zijn inkomen daarvoor ontoereikend is en hij heeft niet concreet gemaakt dat hij, met zijn vastgoed in Turkije en/of de hulp van derden, voldoende financiële zekerheid kan bieden. Toen een reactie van de vrouw uitbleef, had de man zelf (meer) stappen moeten ondernemen. Zijn aanbod om na dit kort geding concrete stappen te ondernemen, komt te laat.
4.5.
Het feit dat de vrouw in Duitsland woont en dat zij voornemens is de Woning te verkopen, levert ook geen misbruik van recht op. In het Vonnis is immers voorzien dat de Woning ná de ontruiming wordt verkocht.
4.6.
Op grond van het Vonnis diende de man rekening te houden met de ontruiming per 1 april 2020 en dus te zorgen voor alternatieve woonruimte. De ontruiming is een logisch gevolg van het Vonnis en levert volgens vaste rechtspraak geen noodtoestand op. De stelling van de man dat hij de Woning bewoont met zijn vier kinderen, onder wie één zuigeling, maakt dit niet anders, aangezien de man al vanaf 13 september 2019 met die ontruiming rekening diende te houden. Daar komt bij dat de man niet met stukken heeft onderbouwd dat zijn vriendin en hun vier kinderen ingeschreven staan op het adres van de Woning en/of dat zij daar daadwerkelijk verblijven.
4.7.
De slotsom is dat de vorderingen van de man worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2021.
3077/676