ECLI:NL:RBROT:2021:6455

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
71/311128-20; 71/136443-21 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het uitvoeren van verdovende middelen door verzending van MDMA via de post

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het uitvoeren van verdovende middelen door het verzenden van MDMA-pakketten naar het buitenland. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek in voorlopige hechtenis zat, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.M. den Blanken. De officier van justitie, mr. G. Sannes, had vrijspraak gevorderd voor een van de tenlastegelegde feiten, maar eiste wel een gevangenisstraf voor de andere feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander gedurende anderhalf jaar MDMA via de post naar het buitenland heeft verstuurd, waarbij hij gebruik maakte van valse retouradressen. De verdachte heeft in totaal 9,5 kilo MDMA in zijn bezit gehad, waarvan 4,5 kilo in zijn woning en meer dan 5 kilo in een andere woning. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. Daarnaast zijn er verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 71/311128-20; 71/136443-21 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 30 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. C.J.M. den Blanken, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 71/136443-21 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 71/311128-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest;
  • teruggave aan verdachte van de bij de verdachte in beslag genomen voorwerpen 1, 2, 3, 4 en 9;
  • verbeurdverklaring van de bij de verdachte in beslag genomen voorwerpen met nummers 5, 6, 7 en 8;
  • onttrekking aan het verkeer van de bij de verdachte in beslag genomen voorwerpen met nummers 12, 13 en 31.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 71/311128-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering zaak met parketnummer 71/136443-21
4.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte vrij te spreken.
4.2.2
Beoordeling
Ten aanzien van dit feit heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij op 8 december 2020 opzettelijk verdovende middelen, in de vorm van MDMA-pillen, aanwezig heeft gehad in de kruipruimte van de woning aan de [adres delict] te Almere. Gelet op voldoende ondersteunend bewijs in het dossier acht de rechtbank dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3
Conclusie
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 71/136443-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Nu de verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman geen verweer heeft gevoerd dat sterkt tot vrijspraak, kan ook voor dit feit worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
in de zaak met parketnummer 71/311128-20
1
hij op meer tijdstippen in de periode van 28 mei 2019 tot en met 7 december 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en
aanwezig heeft gehad telkens een hoeveelheid MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2
hij op 8 december 2020 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid MDMA , zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
in de zaak met parketnummer 71/136443-21
hij op 8 december 2020 te Almere in de woning aan de [adres delict] opzettelijk aanwezig heeft gehad 5020 gram MDMA , zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
in de zaak met parketnummer 71/311128-20
1
medeplegen opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
in de zaak met parketnummer 71/136443-21
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan de uitvoer van verdovende middelen via de post. De verdachte bracht postpakketten met daarin MDMA naar afleverpunten om deze vervolgens te laten verzenden naar het buitenland. Als retouradres gaf hij telkens een willekeurig persoon op een zelf verzonnen adres op. De verdachte heeft naar zijn zeggen in die periode tussen de 15 en 18 pakketten met daarin per pakket ruim 3 à 4 kilo MDMA naar Israël en Tsjechië verstuurd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van grote hoeveelheden MDMA. In zijn woning lag 4,5 kilo MDMA en in een andere woning waar hij regelmatig verblijft, is ruim 5 kilo MDMA aangetroffen.
Gelet op de grote hoeveelheid MDMA die is aangetroffen heeft het er naar het oordeel van de rechtbank schijn van dat de verdachte op grotere schaal dan hij doet voorkomen, en in georganiseerd verband, pakketten met daarin drugs per post verstuurde. Dit zijn ernstige feiten. MDMA is een schadelijke stof voor de gezondheid van personen. De verspreiding van en handel in MDMA gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Het is ernstig dat verdachte zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
7.3.
Overige strafmaatoverwegingen van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders dan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het uittreksel van de justitiële documentatie over de verdachte. Uit de justitiële documentatie van 2 juni 2021 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict.
De verdediging heeft het voorwaardelijke verzoek gedaan, indien de rechtbank voornemens is een geheel onvoorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen, de zaak aan te houden met als doel een reclasseringsrapportage te laten opmaken door de officier van justitie. De rechtbank wijst dit verzoek af aangezien de rechtbank de noodzaak hiervan niet is gebleken. Een reclasseringsrapportage is vooral belangrijk bij een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarde(n), maar de ernst van deze feiten laat geen ruimte voor een voorwaardelijk deel van een gevangenisstraf.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten kan voor deze feiten een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden worden opgelegd. De verdediging heeft bepleit rekening te houden met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn proceshouding. Daarmee rekening houdend en gelet op de periode waarin de verdachte de pakketten heeft verstuurd en de omvang van de hoeveelheid verdovende middelen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend en geboden.
Omdat de officier van justitie vrijspraak heeft gevorderd voor de MDMA-pillen die gevonden zijn in de kruipruimte en de rechtbank dit feit bewezen verklaart, komt de op te leggen straf boven de eis van de officier van justitie uit.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de maatregel tot onttrekking aan het verkeer opleggen zoals hieronder zal worden besproken.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen gedateerd 14 juni 2021 (Bijlage III), gevorderd de in beslag genomen voorwerpen met nummers 12, 13 en 31 te onttrekken aan het verkeer. Daarnaast is gevorderd de voorwerpen met nummers 5, 6, 7 en 8 verbeurd te verklaren. Ten aanzien van de voorwerpen 9 en 10 heeft de officier van justitie teruggave aan de verdachte gevorderd.
Ten aanzien van de voorwerpen 1 tot en met 4 stelt hij zich primair op het standpunt dat hierover geen beslissing meer hoeft te worden genomen omdat het strafvorderlijk beslag is opgeheven, subsidiair dienen de voorwerpen te worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen waarop strafrechtelijk beslag ligt onder de verdachte in beslag zijn genomen en neemt ten aanzien van de voorwerpen de hieronder vermelde beslissing.
Nummer voorwerp
Korte omschrijving voorwerp
Beslissing van de rechtbank
1
Geld
Teruggave aan de verdachte
2
Geld
Teruggave aan de verdachte
3
Geld
Teruggave aan de verdachte
4
Geld
Teruggave aan de verdachte
5
Papier met inlogcodes
Verklaart verbeurd
6
Telefoon, merk Apple
Verklaart verbeurd
7
Telefoon, merk Apple
Verklaart verbeurd
8
Telefoon, merk Apple
Verklaart verbeurd
9
Simkaart
Teruggave aan de verdachte
10
Telefoon, merk Jailphone
Teruggave aan de verdachte
12
Verdovende middelen
Onttrekken aan het verkeer
13
Verdovende middelen
Onttrekken aan het verkeer
31
Wapen
Onttrekken aan het verkeer
De in beslag genomen voorwerpen die zullen worden onttrokken aan het verkeer zijn voorwerpen waarmee de bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorwerpen die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De voorwerpen die verbeurd worden verklaard zijn voorwerpen die tot het begaan van een strafbaar feit zijn vervaardigd of bestemd. Ten aanzien van de overige voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 71/311128-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 71/136443-21 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (Bijlage III), als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
5, 6, 7 en 8
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
12, 13 en 31
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1, 2, 3, 4, 9 en 10.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 71/311128-20
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 mei 2019 tot en met 7 december 2020 te Almere, en/of elders in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of heeft verstrekt en/of
aanwezig heeft gehad (telkens) één of meer (grote) hoeveelheden MDMA, zijnde (een) middel (en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Almere, in elk geval in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
in de zaak met parketnummer 71/136443-21
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Almere, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in de woning aan de [adres delict] opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 5020 gram, althans een hoeveelheid MDMA (drie sealbags met een grote hoeveelheid XTC-pillen), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.