In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de coöperatie [Coöperatie A] en de besloten vennootschap LAMPER VASTGOED B.V. over een synergieverbintenis en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. De rechtbank heeft op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in de hoofdzaak, waarin [Coöperatie A] als eiseres in conventie en LAMPER als gedaagde in conventie optrad. De rechtbank oordeelde dat het niet mogelijk was om de schade concreet te berekenen, maar dat er wel aannemelijk was dat LAMPER in enige mate schade had geleden door tekortkomingen in de synergieverbintenis. De rechtbank heeft de schade over de periode van mei 2017 tot en met april 2019 geschat op € 5.000,00 per locatie, wat resulteerde in een totale schadevergoeding van € 10.000,00 voor de locaties Werkendam en Gorinchem. Daarnaast werd LAMPER veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 175.000,00 aan [Coöperatie A] en de proceskosten werden aan de zijde van [Coöperatie A] begroot op € 7.570,00. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van de rolzitting waarop de conclusie van eis in reconventie is ingesteld. De vordering van [Coöperatie A] tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd toegewezen, terwijl de reconventionele vordering van LAMPER om voor recht te verklaren dat [Coöperatie A] tekortgeschoten was in de nakoming van de koopovereenkomst werd afgewezen. De proceskosten in reconventie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.