ECLI:NL:RBROT:2021:640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
10/750203-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Professionele betrokkenheid bij grootschalige drugshandel en witwassen

Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een grote hoeveelheid cocaïne voorhanden had. De cocaïne, meer dan 30 kilo, was verstopt in een ingenieus ingebouwde verborgen ruimte van een auto, wat duidt op professionele betrokkenheid bij de grootschalige handel in harddrugs. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van in totaal € 120.050,- en 1.468.500 Deense kronen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel zwaar zijn meegewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de aangetroffen geldbedragen en cocaïne, en dat er sprake was van nauwe samenwerking met medeverdachten. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank achtte de verklaring van de verdachte onaannemelijk en kwam tot een bewezenverklaring van de feiten. De uitspraak benadrukt de ernstige gevolgen van drugshandel en witwassen voor de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750203-19
Datum uitspraak: 22 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel.
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 december 2020 en 11 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging d.d. 7 november 2019, waarbij de oorspronkelijke opgave van het de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar en 6 (zes) maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte had geen wetenschap van de inhoud van de in zijn garagebedrijf aan de [adres] (hierna: het pand) aangetroffen kartonnen doos en plastic kratten. Hij was evenmin op de hoogte van de in de Mercedes Sprinter met kenteken [kentekennummer] (hierna: de Sprinter) aangetroffen cocaïne.
Ook weet hij niets van de in het pand aangetroffen tassen met daarin respectievelijk 1.468.500 Deense kronen en € 77.750,-. Mocht de inhoud van de tassen de verdachte al zijn opgevallen, dan kan niet bewezen worden dat hij enige beschikkingsmacht had over het geld en wetenschap over de criminele herkomst daarvan. Het aangetroffen geldbedrag van
€ 42.300,- was verdiend met de autohandel en bestemd voor het aankopen van (onderdelen van) auto’s.
Beoordeling
In essentie zal hierna de rechtbank de verklaring van verdachte moeten afwegen tegen de door de door de officier van justitie gegeven duiding van de feiten en omstandigheden uit het dossier. Die duiding komt kort gezegd neer op een bewezenverklaring van de
feiten 1, 2 en 3.
In zijn algemeenheid wint een verklaring aan geloofwaardigheid als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in latere getuigen-verklaringen van objectieve derden of in (technische) onderzoeksresultaten. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven voor zijn handelen een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd alternatieve verklaring.
De rechtbank zal eerst de feiten 1 en 3 bespreken. Daarna zal nader worden ingegaan op feit 2.
Feiten 1 en 3
Uit de observatiebevindingen van 22 mei 2019 blijkt het volgende. Kort nadat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) met een Renault Clio (hierna: de Clio) bij het pand was komen aanrijden en deze daar had geparkeerd, is hij lopend de Sprinter gaan halen die buiten het terrein van het pand stond. Hij heeft de Sprinter bij het pand geparkeerd. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben vervolgens goederen uit de Sprinter getild en het pand binnengedragen. Ook heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 1] vanuit het pand een ogenschijnlijk zware tas naar de Sprinter gebracht en is daarmee de laadruimte ingestapt. De verdachte is daarna ook bij de laadruimte aanwezig. Er werden geluiden gehoord van (ver)schuivende goederen. Tijdens hun bezigheden droegen beiden enige tijd handschoenen. Na ongeveer een uur heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de Sprinter weer buiten het terrein geparkeerd, waarna hij in de Clio is vertrokken.
Bij doorzoeking van het pand worden op de entresol, vlakbij de bank waarop de verdachte kort voor zijn aanhouding zat, een doos en twee kratten aangetroffen, met daarin, zo is vastgesteld, in totaal ruim 100 kilo cocaïne. Volgens de verdachte kwamen die doos en kratten uit de Sprinter en heeft hij deze daar samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] neergezet. Op en voor de bank lagen diverse papieren, handgeschreven aantekeningen en een BQ-telefoon. Verder is voor de bank een tas met geld aangetroffen, met daarin onder andere een envelop met € 11.600,-- en het opschrift [naam] . Op twee andere plekken in het pand zijn ook nog grote bedragen contant geld gevonden, waaronder Deense kronen. Deze bedragen waren op zeer specifieke wijze verpakt. Bij onderzoek aan de Sprinter is gebleken dat zich achterin de laadruimte een verborgen ruimte bevond. In die ruimte lagen twee tassen met pakketten cocaïne en twee losse blokken cocaïne, in totaal ongeveer 35 kilo.
Al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, leveren op zich het wettig bewijs op dat de verdachte bewuste betrokkenheid heeft bij de partijen cocaïne in het pand en de Sprinter. Het kan echter zijn dat de verklaring van de verdachte hier een ander licht op werpt. De rechtbank zal dus nu die verklaring in al haar facetten nader toetsen.
Door de verdachte is in de kern verklaard dat hij de medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft geholpen bij het uitladen van de Sprinter, dat het ging om dozen en kratten, dat deze op de entresol zijn gezet en dat hij niet wist wat daar in zat. Over de reden dat die spullen bij hem in het pand moesten worden opgeslagen, heeft de verdachte geen duidelijkheid gegeven. Ook is voor de rechtbank onduidelijk gebleven waarom de medeverdachte [naam medeverdachte 1] aan hem zonder enige wetenschap en betrokkenheid een grote en waardevolle partij cocaïne zou toevertrouwen en waarom de verdachte op geen enkel moment heeft geïnformeerd naar de inhoud van de dozen en kratten, terwijl deze wel in zijn bedrijfsruimte werden neergezet. Verder is niet te begrijpen hoe het kan dat, hoewel de verdachte bij de laadruimte van de Sprinter stond toen de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de tassen met daarin zichtbaar aanwezige blokken, in de verborgen ruimte plaatste, hem dat niet is opgevallen. Bij al deze onduidelijkheden komen nog de verschillende grote geldbedragen die in zijn bedrijfspand zijn aangetroffen.
Een en ander overziend, komt de rechtbank tot de conclusie dat de afgelegde verklaring zodanig onaannemelijk is dat die geen enkel reëel tegenwicht biedt aan de hierboven kort weergegeven feiten en omstandigheden. Dit betekent de rechtbank wettig
énovertuigend bewijs aanwezig acht dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de cocaïne in het pand en de Sprinter heeft gehad en dat dus een bewezenverklaring moet volgen voor de feiten 1 en 3. Gelet op de rol die de medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft gespeeld bij het verplaatsen en opslaan van de cocaïne wordt geoordeeld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden. Het tenlastegelegde medeplegen wordt dan ook bij beide feiten bewezen verklaard.
Feit 2
Op 22 mei 2019 zijn in het pand op drie verschillende locaties grote contante geldbedragen en een flinke partij cocaïne aangetroffen. Alleen al deze combinatie van bevindingen is van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden dat die geldbedragen geen legale herkomst hebben en dat dus sprake is van witwassen. De vraag is of de verdachte daarbij is betrokken.
Om te beginnen bij het bedrag van € 77.750,-. De verdachte heeft gezegd niets van dit geld te weten. De rechtbank volgt hem daarin niet. Het geld zat in een zwarte tas, die stond bij de bank op de entresol van het pand. De politie heeft de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) en [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ) aangetroffen op (zeer) korte afstand van die tas. Dat daarin geld zat, was voor de politie direct zichtbaar. Het was verdeeld in losse bundels, twee doorzichtige plasticzakken en een witte envelop met de tekst “ [naam] ”. Op documenten die de medeverdachte [naam medeverdachte 3] bij binnenkomst van de politie op de grond gooide, stonden getallen en namen vermeld. Ook stonden daarop onder elkaar de letters [letter 1] , [letter 2] en [letter 3] , met achter elke letter het getal 11600. Vastgesteld wordt dat deze letters overeenkomen met de eerste letter van de voornamen van respectievelijk de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , de medeverdachte [naam medeverdachte 3] en de verdachte, dat de verdachte [naam] heet en dat in de envelop met die naam erop € 11.600,- is aangetroffen.
Uit het voorgaande wordt afgeleid dat de genoemde letters staan voor de verdachte en de beide medeverdachten en dat dus ook de verdachte een bedrag van € 11.600,- toekwam. Hieruit volgt, mede gelet op de wijze waarop de verdachte, zijn medeverdachten en de tas met geld zijn aangetroffen, dat hij volledig bekend was met de aanwezigheid van het geld in die tas en dat hij daarover ook samen met de andere twee verdachten kon beschikken. Door hem is geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld, zodat ervan moet worden uitgegaan dat hij wist dat dat geld van enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het witwassen van € 77.750,- waarbij nauw en bewust is samengewerkt met de medeverdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] . Zij zijn bovendien met z’n drieën aangetroffen vlakbij het geld en maakten in een aangetroffen berekening ieder aanspraak op hetzelfde bedrag.
Dan het bedrag van € 42.300,- dat is gevonden in een ladekast in het pand. Het waren 846 biljetten van 50 euro die waren verpakt in plastic met tape erom heen. Dit bedrag is volgens de verdachte zijn werkkapitaal, beschikbaar gehouden voor de aankoop van een auto. Als enige onderbouwing van deze verklaring is een kasoverzicht overgelegd. De juistheid daarvan kan, wat er verder ook van zij, echter niet worden geverifieerd omdat de onderliggende administratie ontbreekt. Hiermee voldoet de verklaring van de verdachte niet aan de daaraan te stellen eisen. Alleen al de weinig handzame wijze waarop het geld was verpakt doet ernstig twijfelen aan de waarschijnlijkheid van die verklaring. Dit betekent dat een legale herkomst van het geld niet kan worden vastgesteld. De rechtbank gaat dan ook ervan uit dat de verdachte wist dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig was en komt tot de bewezenverklaring van het hem verweten witwassen. Er zijn geen aanwijzingen dat hij dit samen met anderen heeft gedaan, zodat hij voor wat betreft dit bedrag moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Ten slotte de 1
.468.500 Deense kronen, die in verschillende bundels verspreid zaten over vier zakken die zich in een tas bevonden. Die tas is aangetroffen in een afvalzak in een Mercedes, samen met beschadigde auto-onderdelen. Over de tas heeft de verdachte verklaard dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] hem heeft verzocht die weg te zetten, dat hij deze toen in de Mercedes heeft gelegd omdat er verder geen plek was en dat hij van de inhoud niets wist. Alleen al gelet op grond van het feit dat de tas is aangetroffen in een afvalzak wordt deze verklaring niet aannemelijk geacht. Het is moeilijk voor te stellen dat in het pand geen enkele andere plek te vinden was om een tas met dergelijke inhoud neer te leggen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte de tas in de afvalzak heeft gedaan om deze te verstoppen. Hieruit wordt afgeleid dat hij bekend was met de inhoud daarvan en daar dus ook over heeft kunnen beschikken.
Omdat enige verklaring over de herkomst van het geld ontbreekt, komt de rechtbank ook voor dit bedrag tot een bewezenverklaring van witwassen. Voor het tenlastegelegde medeplegen is onvoldoende bewijs voorhanden, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Aanhoudingsverzoek
De verdediging heeft subsidiair verzocht de zaak aan te houden teneinde de medeverdachte [naam medeverdachte 1] als getuige te kunnen horen. De verklaring van [naam medeverdachte 1] zal de rechtbank niet bezigen voor het bewijs. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen wegens het ontbreken van enig belang.
Bewezenverklaring
1.
hij op 22 mei 2019 te Rotterdam, in een bedrijfspand gevestigd aan de [adres] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100 kilogram cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2019 te Rotterdam, tezamen en
in vereniging met anderen (zie hierna: het bedrag van 77.750 euro) , althans alleen (ziet op de overige twee bedragen),
B.
voorwerpen, te weten de navolgende geldbedragen
- 1.468.500 Deense Kronen, althans een geldbedrag en
- 42.300 euro, althans een geldbedrag en/of
- 77.750 euro, althans een geldbedrag
heeft voorhanden gehad,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij op 22 mei 2019 te Rotterdam, in een auto Mercedes Sprinter met kenteken [kentekennummer] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod;
2 primair onder B.
witwassen, meermalen gepleegd en medeplegen van witwassen;
3.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een grote hoeveelheid cocaïne voorhanden gehad. Een aanzienlijk gedeelte daarvan, meer dan 30 kilo, zat verstopt in een ingenieus ingebouwde verborgen ruimte van een auto. Dit wijst erop dat de verdachte zich op een professionele wijze bezighield met de grootschalige handel in harddrugs, een handel die tot veel problemen in de maatschappij leidt. Zo gaat (ook) deze vorm van drugshandel vaak gepaard met diverse vormen van zware, georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, zoals geweldsfeiten en witwassen. Aan dit laatstgenoemde feit heeft de verdachte zich ook nog schuldig gemaakt voor in totaal € 120.050,- en 1.468.500 Deense kronen. Daarnaast zijn de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van cocaïne groot.
Kennelijk heeft de verdachte geen boodschap gehad aan al deze gevolgen en zich uitsluitend laten leiden door het lucratieve karakter van de drugshandel en het daarmee samenhangende witwassen. Dit alles wordt de verdachte zwaar aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar passend en geboden. De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie. De reden daarvoor is vooral gelegen in het feit dat zij de rol van deze verdachte in het geheel en ten opzichte van die van met name de medeverdachte [naam medeverdachte 1] anders waardeert, en zeker niet zwaarder acht.

8..In beslag genomen voorwerpen

Ter zitting heeft de verdachte afstand gedaan van de in zijn garage in tassen aangetroffen
1.468.500 Deense Kronen en € 77.750,-.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen € 42.300,- en € 5 verbeurd te verklaren en de in beslag genomen € 3.434,20 terug te geven aan de verdachte.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, in verband met de bepleite vrijspraak, aangevoerd dat ten aanzien van de overige in beslag genomen geldbedragen de teruggave aan de verdachte moet worden gelast.
Beoordeling
De in beslag genomen € 42.300,- zal worden verbeurd verklaard. Het onder 2 bewezen verklaarde feit (witwassen) is met betrekking tot dit geldbedrag begaan. Ten aanzien van de in beslag genomen € 3.434,20 en € 5 euro een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9..De voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij beslissing van 23 januari 2020 geschorst.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen en de hoogte van de straf die aan de verdachte zal worden opgelegd, ziet de rechtbank, overeenkomst het verzoek van de officier van justitie, aanleiding de schorsing op te heffen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair onder B en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2:
€ 42.300,- (G5825619);
gelast de teruggave aan verdachte van:
- € 3.434,20 (G5825621) en
- € 5 ( G5825614);
heft opde schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mr. V.F. Milders en mr. G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2021.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, in een bedrijfspand gevestigd aan de [adres] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 100 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A.
van (een) voorwerp(en), te weten van de navolgende geldbedragen
- 1.468.500 Deense Kronen, althans een geldbedrag en/of
- 42.300 euro, althans een geldbedrag en/of
- 77.750 euro, althans een geldbedrag
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had,
en/of
B.
(een) voorwerp(en), te weten de/het navolgende geldbedrag(en)
- 1.468.500 Deense Kronen, althans een geldbedrag en/of
- 42.300 euro, althans een geldbedrag en/of
- 77.750 euro, althans een geldbedrag
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet
en/of van (een) voorwerp(en), te weten de/het navolgende geldbedrag(en)
- 1.468.500 Deense Kronen, althans een geldbedrag en/of
- 42.300 euro, althans een geldbedrag en/of
- 77.750 euro, althans een geldbedrag
gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dit/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Subsidiair, voor zover het bovenstaande onder 2 niet tot een bewezenverklaring/ veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 22 mei 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de/het navolgende geldbedrag(en)
- 1.468.500 Deense Kronen, althans een geldbedrag en/of
- 42.300 euro, althans een geldbedrag en/of
- 77.750 euro, althans een geldbedrag
voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dit/die voorwerp(en) -
onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 22 mei 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, in een auto Mercedes Sprinter met kenteken [kentekennummer] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 35 kilogram cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.