In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoeker, die te maken heeft met meerdere schuldeisers, waaronder Nationale Nederlanden. Verzoeker heeft op 28 april 2021 een verzoek ingediend om Nationale Nederlanden te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling, omdat deze schuldeiser weigerde mee te werken aan het akkoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat negen van de tien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, terwijl Nationale Nederlanden, met een vordering van € 22.486,20, dat niet deed. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Nationale Nederlanden. Het voorstel is getoetst door schuldhulpverlening en is goed gedocumenteerd. De rechtbank oordeelt dat het aanbod van verzoeker het maximaal haalbare is en dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan de belangen van Nationale Nederlanden. De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en Nationale Nederlanden veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.