Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert de besloten vennootschap Meride B.V. betaling van uitvaartkosten van de moeder van gedaagde, die door Meride op 28 februari 2020 zijn verzorgd. De kosten van de uitvaart zijn vastgelegd in een kostenbegroting die door beide partijen is ondertekend. Meride heeft op 10 maart 2020 een factuur van € 1.809,35 aan gedaagde gestuurd, met een vervaldatum van 24 maart 2020. Gedaagde heeft slechts een deel van het bedrag, € 1.000,-, voldaan, waardoor er nog een openstaand bedrag van € 809,35 resteert.
Meride vordert dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 930,75, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat Meride de kosten moet verhalen op haar broer, die aanwezig was bij de afspraken over de uitvaart. De kantonrechter oordeelt dat er een rechtsverhouding bestaat tussen Meride en gedaagde, waardoor Meride de kosten uitsluitend bij gedaagde kan in rekening brengen. Gedaagde heeft haar broer niet in vrijwaring opgeroepen, waardoor de kantonrechter niet kan oordelen over een eventuele betalingsverplichting van hem.
De kantonrechter wijst de vordering van Meride toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.H. Poiesz op 26 februari 2021.