ECLI:NL:RBROT:2021:635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
10/245171-20 en 10/285877-20 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrijfsinbraak en pogingen daartoe met ISD-maatregel

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een bedrijfsinbraak en drie pogingen daartoe. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van een inbraak bij een bakkerij op 14 september 2020 en pogingen tot inbraak bij een restaurant en een winkel op respectievelijk 28 september en 19 september 2020. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor een van de ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en een rapport van de reclassering, dat een patroon van vermogensdelicten signaleert. De rechtbank concludeert dat de verdachte een gevaar vormt voor de samenleving en dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/245171-20 en 10/285877-20 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 26 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan,
raadsvrouw mr. P. van Dongen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het met parketnummer 10/285877-20 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het met parketnummer 10/285877-20 subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van alle met parketnummer 10/245171-20 ten laste gelegde feiten;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het met parketnummer 10/245171-20 onder 3 ten laste gelegde, te weten een inbraak bij een bakkerij aan de Putsebocht op 14 september 2020, is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het met parketnummer 10/285877-20 primair ten laste gelegde feit, te weten een poging tot inbraak bij [naam bedrijf] op 14 september 2020.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit van het met parketnummer 10/28587720 ten laste gelegde feit, te weten een poging tot inbraak bij [naam bedrijf] . Daartoe heeft zij aangevoerd dat het aangetroffen stuk hout niet volledig is onderzocht, waardoor mogelijk andere DNA-sporen niet naar voren zijn gekomen. Daarnaast is de enkele aanwezigheid van het DNA van de verdachte op een verplaatsbaar object onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot inbraak.
Ten tweede is door de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het met parketnummer 10/24517120 onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een poging tot inbraak bij een winkel aan de Sint-Andriesstraat op 19 september 2020. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verbalisanten onmogelijk de verdachte hebben kunnen herkennen op de foto (still) in het dossier. De herkenningen van de verbalisanten zijn onbetrouwbaar en onbruikbaar voor het bewijs.
4.2.3.
Beoordeling van het met parketnummer 10/285877-20 primair ten laste gelegde feit, te weten de poging tot inbraak bij [naam bedrijf]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 14 september 2020 bij het bedrijf [naam bedrijf] de kozijnen van de twee toegangsdeuren ter hoogte van het slot waren verbogen. In een van de deuren stak nog een stuk hout uit en in de andere deur stak een stuk gereedschap uit. Kennelijk zijn er twee verschillende voorwerpen gebruikt om de deuren van het bedrijf te forceren. Volgens de aangever is echter niets weggenomen. Op grond van deze feiten en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat bij het bedrijf [naam bedrijf] is gepoogd in te breken.
In de bemonstering van het stuk hout is een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.
Op zichzelf is juist dat genoemd DNA is aangetroffen op een verplaatsbaar object, te weten een stuk hout. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de tenlastegelegde poging tot inbraak met het stuk hout is gepleegd en het onderzochte stuk hout tussen de deur was geklemd. De verdediging heeft met betrekking tot de wijze waarop dit DNA op het stuk hout kan zijn terechtgekomen geen alternatieve scenario’s naar voren gebracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aangetroffen DNA-spoor moet worden aangemerkt als een daderspoor en is veroorzaakt toen de verdachte gepoogd heeft de deuren van [naam bedrijf] te openen.
Dat het stuk hout niet geheel is onderzocht waardoor eventuele DNA-sporen van andere personen niet zijn aangetroffen, doet niet af aan het feit dat het monster waaruit de DNA-profielen zijn getrokken in ieder geval DNA bevat dat, zo concludeert de rechtbank op basis van het opgestelde NFI-rapport, van de verdachte afkomstig is.
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak bij het bedrijf [naam bedrijf] op 14 september 2020.
Niet bewezen is dat de verdachte dit samen met een ander heeft gedaan, zodat hij partieel wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
4.2.4.
Beoordeling van het met parketnummer 10/245171-20 onder 1 ten laste gelegde feit, te weten de poging tot inbraak bij [naam restaurant]
De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij op 28 september 2020 heeft geprobeerd in te breken bij het restaurant [naam restaurant] . Hij heeft verklaard dat hij weliswaar degene was die toen op een stoel voor het restaurant zat, maar dat hij niet heeft geprobeerd de deur te forceren. Hij zat daar slechts om te schuilen voor de regen en om drugs te gebruiken.
Op camerabeelden is te zien dat een man op 28 september 2020 vier minuten lang aan de toegangsdeuren zat “te rommelen” terwijl hij op een stoel voor het restaurant zat en zich daarna kennelijk verstopte voor de politie achter de plantenbakken op het terras. Kort daarna is de politie ter plaatse gekomen en is de verdachte daar aangehouden. Daarbij is verse schade aan de deur geconstateerd. In een plantenbak die vlak bij de verdachte stond, zijn twee schroevendraaiers aangetroffen. De verbalisant die live de beelden van cameratoezicht heeft bekeken, heeft verklaard dat hij continu zicht heeft gehouden op de man die zich verschool achter de beplanting, dat dit degene is die is aangehouden en dat er geen andere personen in de buurt waren.
Gelet daarop hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van de verdachte en is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot inbraak bij [naam restaurant] .
4.2.5.
Beoordeling van het met parketnummer 10/245171-20 onder 2 ten laste gelegde feit, te weten de poging tot inbraak bij een winkel aan Sint-Andriesstraat
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Door [naam aangever] is aangifte gedaan van een poging tot inbraak bij zijn winkel aan de Sint-Andriesstraat te Rotterdam gepleegd op 19 september 2020. Een raam van de voordeur van de winkel was vernield. Er was niets weggenomen.
Op de camerabeelden van de winkel is een man te zien die een langwerpig voorwerp, gelijkend op een schroevendraaier, uit zijn zak pakte. Te zien is dat de man hiermee aan de deur aan het wrikken was waardoor het glas brak. De man is vervolgens weggelopen.
De camerabeelden zijn als aandachtsvestiging verspreid onder diverse verbalisanten. Drie verbalisanten hebben de man op de camerabeelden herkend als de verdachte.
Het verweer van de verdediging dat de herkenningen niet kunnen bijdragen tot het bewijs wordt verworpen. De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat de still niet duidelijk genoeg is om daar een herkenning op te baseren. Echter volgt uit de betreffende processen-verbaal dat de verbalisanten de beschikking hebben gehad over de bewegende camerabeelden en dat zij hun herkenningen daarop hebben gebaseerd.
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak bij een winkel aan Sint-Andriesstraat op 19 september 2020.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het met parketnummer 10/285877-20 primair ten laste gelegde en het met parketnummer 10/245171-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het met parketnummer 10/245171-20 onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten met parketnummer 10/245171-20 op die wijze begaan dat:
1
hij op 28 september 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een restaurant aan Sumatraweg een of meer goederen,
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam restaurant] , weg te nemen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en/of verbreking, met een schroevendraaier, de deuren heeft geforceerd , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 19 september 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een winkel aan Sint-
Andriesstraateen of meer goederen
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam aangever] en/of [naam 1] , weg te nemen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en/of verbreking , met een voorwerp een deur heeft geforceerd en/of verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 14 september 2020 te Rotterdam uit een bakkerij aan Putsebocht yoghurt en olijfolie en potten met koffie en koekjes en chocola en een vuilniszak,
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam 2] en/of [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking l.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit met parketnummer 10/285877-20 op die wijze begaan dat:
hij op of omstreeks 14 september 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een pand gelegen aan de Hillelaan, goederen en/of geld van zijn gading,
diegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde
n, te weten aan [naam bedrijf] , weg te nemen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en/of verbreking , naar voornoemd pand is gegaan en een stuk hout en een ringsleutel tussen de deuren heeft geklemd en vervolgens die deuren) heeft getracht te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten met parketnummer 10/245171-20 leveren op:
feit 1 en feit 2:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Het bewezen feit met parketnummer 10/285877-20 levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak en drie pogingen daartoe. Bij de inbraak zijn diverse goederen weggenomen en bij alle (pogingen tot) inbraken is (flinke) schade toegebracht. Er zijn ruiten en deurposten vernield of beschadigd. De getroffen ondernemers hebben daarnaast ook te kampen gehad met een verstoring van hun normale bedrijfsvoering, met alle overlast en frustratie vandien.
De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
GGZ Antes Advies, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 november 2020. Dit rapport houdt, samengevat, het volgende in. De reclassering ziet een patroon in het plegen van vermogensdelicten. De verdachte beschikt niet over zinvolle dagbesteding en een regulier inkomen ontbreekt. Daarnaast zegt de verdachte te kampen met een slaapstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, maar diagnostiek ontbreekt. Tevens is er in de optiek van de reclassering sprake van een negatief sociaal netwerk bestaande uit drugsdealers en gebruikers.
Sinds 2011 is vanuit de reclassering meermaals geprobeerd om de verdachte toe te leiden naar de juiste zorg voor zijn verslavingsproblematiek. Het laatste toezicht was in 2019. Er zijn meerdere ambulante behandeltrajecten opgestart en er is meerdere keren geprobeerd de verdachte klinisch te laten opnemen. De behandelingen en opnames kwamen niet van de grond omdat de verdachte (zonder bericht) niet verscheen op meldplichtafspraken en een klinische opname weigerde. De verdachte stelt zich volgens de reclassering ambivalent op in zijn motivatie voor een langdurige klinische opname. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om de verdachte binnen een voorwaardelijk kader te begeleiden.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 december 2020 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Ook is voldaan aan de eis dat in genoemde periode processen-verbaal tegen hem zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De verdediging heeft verzocht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel achterwege te laten en aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarde een (langdurige) klinische behandelverplichting. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat in de afgelopen vijf jaren reeds een klinische behandelverplichting als bijzondere voorwaarde is opgelegd en dit kennelijk (door de houding van de verdachte) niet het gewenste resultaat heeft gehad. De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering en de officier van justitie dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
De maatregel strekt er mede toe de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 38m, 38n, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren, zonder aftrek van voorarrest.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt in de dagvaarding met
parketnummer 10/245171-20ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een restaurant aan Sumatraweg een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam restaurant] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutel, met een schroevendraaier, althans een voorwerp de deur(en) heeft geforceerd en/of verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 19 september 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een winkel aan Sint-Adriesstraat een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam aangever] en/of [naam 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutel, met een schroevendraaier, althans een voorwerp een deur heeft geforceerd en/of verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 14 september 2020 te Rotterdam in/uit een bakkerij aan Putsebocht yoghurt en/of olijfolie en/of potten met koffie en/of koekjes en/of chocola en/of vuilniszak, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 2] en/of [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die weg te nemen yoghurt en/of olijfolie en/of potten met koffie en/of koekjes en/of chocola en/of vuilniszak onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutel.
Aan de verdachte wordt in de dagvaarding met
parketnummer 10/285877-20ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een pand gelegen aan de Hillelaan, goederen en/of geld van zijn/haar/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, naar voornoemd pand is/zijn gegaan en/of een stuk hout en/of een ringsleutel in/tussen de deur(en) heeft/hebben geklemd en/of (vervolgens) die deur(en)
heeft/hebben geforceerd, althans heeft/hebben getracht te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2020 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk (een) deur(en) en/of ruit(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam bedrijf] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.