ECLI:NL:RBROT:2021:6315

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
8814895 CV EXPL 20-36032
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vereenzelviging en bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van onrechtmatige daad

In deze zaak, uitgesproken op 25 juni 2021 door de kantonrechter te Rotterdam, is de besloten vennootschap Tyr B.V. (eiseres) in conflict met meerdere gedaagden, waaronder Schotte B.V. en Schotte Verhuur Nieuwerkerk B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of Schotte B.V. kan worden vereenzelvigd met VV Demolition B.V., een vennootschap die eerder onder dezelfde naam opereerde en in faillissement is verklaard. Tyr vordert betaling van onbetaalde facturen, die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht met VV Demolition, en stelt dat Schotte B.V. onrechtmatig heeft gehandeld door de activiteiten van VV Demolition voort te zetten zonder de verplichtingen na te komen.

De procedure begon met een dagvaarding op 21 september 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 maart 2021. Tijdens deze zitting zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de indirect bestuurder van Tyr en de gemachtigden van de gedaagden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd om te concluderen dat Schotte B.V. en VV Demolition vereenzelvigd kunnen worden. De rechter oordeelt dat Tyr niet heeft aangetoond dat er sprake is van misbruik van identiteitsverschil tussen de vennootschappen.

De vordering tegen Schotte B.V. wordt afgewezen, maar de kantonrechter oordeelt dat Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] aansprakelijk zijn voor de schade die voortvloeit uit onbetaalde facturen voor werkzaamheden die in februari en maart 2020 zijn verricht. De kantonrechter wijst de vordering van Tyr toe tot een bedrag van € 5.432,90, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak over de aansprakelijkheid van bestuurders en de vereenzelviging van vennootschappen in het kader van onrechtmatige daad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8814895 CV EXPL 20-36032
uitspraak: 25 juni 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tyr B.V.h.o.d.n.
M&W Projecten,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings te ‘s-Gravenhage,
tegen

1..de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Schotte B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
gemachtigde: mr. K. Moonen te Rotterdam,
Schotte Verhuur Nieuwerkerk B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
gemachtigde: mr. K. Moonen te Rotterdam,
[bedrijf A] ,
gevestigd te [vestigingsplaats A] ,
gemachtigde: mr. J.J. Dekker te Lisse,

4. [persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,
gemachtigde: mr. J.J. Dekker te Lisse,
gedaagden.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Tyr’, ‘Schotte’, ‘Schotte Verhuur’, ‘ [bedrijf A] ’ en ‘ [persoon A] ”. Gedaagden worden hierna tezamen aangeduid als ‘Schotte c.s.’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 21 september 2020, met producties;
• de conclusie van antwoord, met producties;
• het tussenvonnis van 4 januari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
• nadere producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zijde van Tyr;
• de comparitieaantekeningen van de gemachtigde van Schotte en Schotte Verhuur.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 4 maart 2021 via beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven. Aan de zijde van Tyr is de heer [persoon B] , indirect bestuurder, ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. W. Boeters, kantoorgenoot van de gemachtigde. Aan de zijde van Schotte c.s. zijn [persoon A] en beide gemachtigden ter zitting verschenen. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gehouden. Partijen hebben na de mondelinge behandeling getracht in onderling overleg tot overeenstemming te komen. Zij hebben de kantonrechter op respectievelijk 28 en 29 april 2021 laten weten dat zij daar niet in zijn geslaagd.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Schotte Verhuur Nieuwerkerk is zelfstandig bevoegd bestuurder en enig aandeelhouder van Schotte. [bedrijf A] is zelfstandig bevoegd bestuurder van Schotte Verhuur Nieuwerkerk. [persoon A] is zelfstandig bevoegd bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf A] .
2.2.
Schotte heette tot december 2019 Schotte Exploitatie Nieuwerkerk B.V. Tot december 2019 werd de naam Schotte B.V. gebruikt door een zustervennootschap van Schotte, welke zustervennootschap vanaf december 2019 “Schotte Sloopwerken B.V.” is gaan heten. Schotte Sloopwerken B.V. is op 3 maart 2020 in staat van faillissement verklaard. Kort voor het faillissement is de naam van Schotte Sloopwerken gewijzigd in “VV Demolition B.V.”. Deze zustervennootschap van Schotte wordt in het hiernavolgende (ook als dit het verleden betreft) steeds aangeduid met de naam: “VV Demolition”.
2.3.
Tyr en VV Demolition hebben een of meerdere overeenkomst(en) van opdracht met elkaar gesloten uit hoofde waarvan Tyr personeel ter beschikking heeft gesteld aan VV Demolition. In de periode van 25 november 2019 tot en met 11 maart 2020 heeft Tyr ter zake diverse facturen aan VV Demolition ten bedrage van – in totaal – € 16.465,90 gezonden. Deze facturen zijn onbetaald gebleven.
2.4.
In een e-mailbericht van [persoon C] (hierna: [persoon C] ) namens VV Demolition van 10 februari 2020 gericht aan Tyr met een cc aan [persoon A] is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Graag willen wij [persoon D] inzetten voor bij het trekken van damwanden bij Vattenfall Amsterdam. Dit vanaf 17 februari, met een voorlopige looptijd van 2 weken (t/m vrijdag 28 februari). (…)”
2.5.
In reactie hierop heeft Tyr per e-mail van 11 februari 2020 aan [persoon C] , met een cc aan [persoon A] geschreven – voor zover hier van belang –
“(…) Helaas staat [persoon D] momenteel vast op een project, maar we zullen [persoon E] voor jullie inplannen. (..)”

3..Het geschil

3.1.
Tyr vordert dat Schotte c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Tyr van € 20.480,65, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de (restant) hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Schotte c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede in de nakosten.
3.2.
Tyr legt - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Schotte heeft de oude naam van VV Demolition, voorheen Schotte B.V., overgenomen. Schotte, die dezelfde bestuurder en aandeelhouder als VV Demolition heeft en die vanaf hetzelfde adres haar bedrijfsactiviteiten verricht, heeft de activiteiten van VV Demolition feitelijk voortgezet. De vennootschappen zijn met elkaar verweven. Schotte kan dan ook vereenzelvigd worden met VV Demolition althans er is sprake van misbruik van het identiteitsverschil tussen beide ondernemingen om derden, in dit geval Tyr, te benadelen. Het onbetaald laten van de facturen van VV Demolition uit hoofde van voornoemde overeenkomst(en) van opdracht kan worden toegerekend aan Schotte althans aan Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] als (indirect) bestuurders van Schotte en VV Demolition op grond van artikel 6:162 en 2:11 BW.
3.3.
Schotte c.s. zijn het niet eens met de vordering van Tyr. Zij voeren daartegen aan dat geen sprake is van vereenzelviging van Schotte en VV Demolition, dat geen sprake is van misbruik van identiteitsverschil en dat zij niet onrechtmatig gehandeld hebben jegens Tyr. Zij zijn dan ook geen bedragen verschuldigd uit hoofde van de overeenkomst(en) van opdracht tussen Tyr en VV Demolition.

4..De beoordeling

De vordering jegens Schotte
4.1.
Uit het Rainbow-arrest (ECLI:NL:HR:2000:AA7480) volgt dat door degene die volledige of overheersende zeggenschap heeft over de rechtspersoon en een andere bij die rechtspersoon betrokken rechtspersoon misbruik kan worden gemaakt van het verschil van identiteit tussen deze rechtspersonen en dat hetgeen met zodanig misbruik wordt beoogd, in rechte niet hoeft te worden gehonoreerd. Dergelijk misbruik dient volgens de Hoge Raad in de regel te worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door dat misbruik aan derden is toegebracht. De verplichting tot het vergoeden van schade rust niet alleen op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, maar ook op deze rechtspersonen zelf, omdat het ongeoorloofde oogmerk van degene die hen beheerst rechtens dient te worden aangemerkt als een oogmerk ook van henzelf. De omstandigheden van het geval kunnen evenwel ook zo uitzonderlijk van aard zijn dat vereenzelviging van de betrokken rechtspersonen – het volledig wegdenken van het identiteitsverschil – de meest aangewezen vorm van redres is.
4.2.
Tyr heeft in dit verband gesteld dat het door de naamswijzigingen van Schotte en VV Demolition niet duidelijk was dat de vennootschap waarmee zij contracteerde afstevende op een faillissement. Zonder nadere toelichting van Tyr – die ontbreekt – valt echter niet in te zien dat het enkele feit dat Schotte vanaf 2 december 2019 dezelfde naam heeft als de naam die VV Demolition tot deze datum gebruikte tot die gestelde onduidelijkheid heeft geleid laat staan dat is onderbouwd dat als gevolg hiervan misbruik is gemaakt van het gestelde identiteitsverschil tussen Schotte en VV Demolition. Dat Tyr in januari 2020 zelf het btw-nummer van Schotte heeft opgevraagd en op haar facturen (aan VV Demolition) is gaan vermelden, doet daaraan niet af. Het had immers op de weg van Tyr gelegen te verifiëren of zij het btw nummer verkreeg van de partij waarmee zij zaken deed. In dit verband is tevens van belang dat Tyr weliswaar heeft gesteld dat de bedrijfsactiviteiten van VV Demolition door Schotte zijn overgenomen, maar dit is door Schotte betwist en vervolgens door Tyr niet nader onderbouwd.
4.3.
Dit leidt tot het oordeel dat Tyr onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die – indien bewezen – tot het oordeel zouden kunnen leiden dat Schotte moet worden vereenzelvigd met VV Demolition althans dat sprake is van onrechtmatig handelen van Schotte jegens Tyr door misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen beide vennootschappen. Dit brengt mee dat de hierop gebaseerde vordering jegens Schotte voor afwijzing gereed ligt.
De vordering jegens Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A]
4.4.
Voor zover de vordering jegens Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] is gebaseerd op de stelling dat zij als (indirect) bestuurder aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van het tekortschieten of onrechtmatig handelen van Schotte, geldt dat de vordering alleen al wordt afgewezen nu in hetgeen in 4.3 is overwogen besloten ligt dat een dergelijk tekortschieten dan wel onrechtmatig handelen van Schotte in deze procedure niet is komen vast te staan.
4.5.
Met betrekking tot de vraag of Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] in hun hoedanigheid als (indirect) bestuurder van VV Demolition aansprakelijk zijn voor de door Tyr gesteld geleden schade, wordt het volgende overwogen.
4.6.
Uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de nakoming van de door haar aangegane verbintenissen. Als de bestuurder echter een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt, kan daarnaast ook aansprakelijkheid van de bestuurder aangenomen worden. Daarvoor is vereist dat de bestuurder bij het aangaan van de verplichtingen wist of kon weten dat de verplichtingen door de vennootschap niet zouden kunnen worden nagekomen en dat de vennootschap geen verhaal zou bieden voor de schade. Op grond van artikel 2:11 BW rust de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.
4.7.
Dat ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst(en) van opdracht tot ultimo 2019 bekend was dat VV Demolition zijn verplichtingen niet zou (kunnen) nakomen is door Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] gemotiveerd betwist en vervolgens door Tyr niet nader onderbouwd. Dat toen reeds sprake was van een bestaande bankgarantie aan een andere wederpartij van VV Demolition doet daar niet aan af. Niet (voldoende concreet) gebleken is dat er toen reden was om te veronderstellen dat die bankgarantie zou worden uitgewonnen terwijl evenmin, anders dan Tyr voorstaat, VV Demolition gehouden was om Tyr van het bestaan van deze bankgarantie op de hoogte te stellen. Dit brengt mee dat de vordering voor zover gebaseerd op de overeenkomsten met betrekking tot de werkzaamheden verricht tot eind 2019 reeds om die reden niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.8.
Dit ligt anders met betrekking tot de opdracht voor de werkzaamheden in week 8, 9 en 10 van 2020. Niet in geschil is dat door [persoon C] per e-mail van 10/11 februari 2020 VV Demolition voor deze werkzaamheden opdracht heeft gegeven. Deze opdracht is gegeven nadat [persoon A] op 28 januari 2020 naar eigen zeggen onder meer [persoon C] expliciet (schriftelijk en mondeling) heeft geïnstrueerd geen nieuwe verplichtingen in de vorm van huur of inhuur meer aan te gaan vanwege het ‘zware weer’ waarin VV Demolition toen verkeerde. Voornoemde e-mails van 10/11 februari 2020 (zie 2.4 en 2.5) zijn cc aan [persoon A] gestuurd. Van [persoon A] had in de gegeven omstandigheden mogen worden verwacht dat hij – gelet op zijn eerdere instructie en de penibele situatie waarin VV Demolition toen verkeerde – alles in het werk zou hebben gesteld om te voorkomen dat personeel zou worden ingehuurd. Dat heeft hij niet gedaan. Dit klemt te meer, nu hij ter zitting desgevraagd niet kon verklaren hoe het mogelijk is geweest dat [persoon C] ondanks zijn uitdrukkelijke instructie toch personeel is blijven inzetten en dat hij naar eigen zeggen [persoon C] hier ook niet op heeft aangesproken, terwijl dat wel in de rede had gelegen. Een en ander leidt tot het oordeel dat de bestuurder van VV Demolition een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van het feit dat VV Demolition op 10/11 februari 2020 nog een verplichting is aangegaan met Tyr terwijl toen reeds bekend was dat de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet door VV Demolition zouden kunnen worden nagekomen en dat VV Demolition ook geen verhaal zou bieden voor de schade. Dat de e-mail [persoon A] is ontgaan, zoals hij heeft gesteld, komt in de gegeven omstandigheden voor zijn rekening en risico.
4.9.
Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] hebben nog betwist dat de urenstaten van [persoon E] – die ingehuurd was om te werken op het project – zijn afgetekend door [persoon F] , de uitvoerder van het project. Zij hebben daartoe verwezen naar WhatsApp-berichten van [persoon F] (productie 3 bij antwoord) waarin [persoon F] dit zou hebben verklaard. De kantonrechter gaat hier echter aan voorbij nu uit deze WhatsApp-berichten niet klip en klaar blijkt waar de mededeling dat het niet zijn handschrift en handtekening is op ziet en deze stelling – tegenover de overlegging van een verklaring van [persoon E] dat [persoon F] zijn werkbriefjes wel degelijk heeft ondertekend – vervolgens niet nader door Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] is onderbouwd.
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] aansprakelijk zijn voor de schade die voortvloeit uit de omstandigheid dat de werkzaamheden in de weken 8, 9 en 10 onbetaald zijn gebleven. De vordering van Tyr jegens Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] wordt daarom toegewezen tot het voor deze werkzaamheden in rekening gebrachte bedrag van € 5.432,90 (factuur [factuurnummer 1] d.d. 25 februari 2020 van € 1.936,-, factuur [factuurnummer 2] d.d. 25 februari 2020 van € 484,- en factuur [factuurnummer 3] d.d. 11 maart 2020 van € 3.012,90). Voor zover Tyr een uitkering ontvangt uit het faillissement van VV Demolition die betrekking heeft op de facturen voor de weken 8, 9 en 10 strekt deze vanzelfsprekend in mindering op het toe te wijzen bedrag.
4.11.
De gevorderde wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW komt niet voor toewijzing in aanmerking, aangezien sprake is van schadevergoeding en derhalve niet van vertraging in de voldoening van een geldsom voortvloeiend uit een handelsovereenkomst. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:11 BW worden toegewezen vanaf de respectieve factuurdata.
4.12.
Tyr maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 3.014,94 inclusief btw. De kantonrechter stelt vast dat Tyr voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Met inachtneming van het toe te wijzen bedrag en de gebruikelijke tarieven zal aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 646,65 worden toegewezen.
4.13.
Aangezien beide partijen voor een deel in het (on)gelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij tot en met dit vonnis de eigen proceskosten draagt.
4.14.
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
5.1.
wijst de vordering jegens Schotte af;
5.2.
veroordeelt Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] aan Tyr te betalen een bedrag van € 5.432,90 aan schadevergoeding gelijk aan de onbetaald gebleven facturen van respectievelijk 25 februari 2020 en 11 maart 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het openstaande bedrag vanaf de respectieve factuurdata tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] aan Tyr te betalen een bedrag van € 646,65 aan buitengerechtelijke kosten;
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten tot en met dit vonnis draagt; en indien Schotte Verhuur, [bedrijf A] en [persoon A] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan nasalaris voor de gemachtigde, en de kosten van betekening onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416