ECLI:NL:RBROT:2021:6307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
10/311143-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting dochter wegens gebrek aan steunbewijs en overtuiging van dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de verkrachting van zijn dochter. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen 1 januari 2003 en 4 december 2008. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 54 maanden, evenals een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De verklaringen van de aangeefster, die stelde dat zij vanaf haar vijftiende jaar seksueel misbruikt was door haar vader, werden niet voldoende gestaafd door ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, omdat er meestal slechts twee personen bij de handelingen aanwezig zijn. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in het dossier en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij, de dochter, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet was veroordeeld. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging voor de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/311143-20
Datum uitspraak: 16 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. R. Heemskerk, advocaat te ’s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als
bijlageaan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 2 jaar, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer] waarbij vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken, voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 4 december 2008 zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van zijn (tot 29 december 2003 minderjarige) dochter [naam slachtoffer] (hierna ook: aangeefster).
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van de aangeefster, in samenhang bezien met de verklaring van de getuige [naam getuige 1] , die gezien heeft dat de verdachte zijn partner ( [naam partner getuige] ) een keer in het gezicht sloeg. Dit ondersteunt de verklaring van aangeefster dat sprake was van geweld in het gezin. Verder is er sprake van misbruik van overwicht door de verhoudingen in het gezin: de verdachte is de vader en aangeefster de dochter. Tot slot baseert de officier van justitie zich op eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsfeiten. De officier van justitie heeft betoogd dat in de gegeven omstandigheden sprake is geweest van door geweld en andere feitelijkheden dwingen als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
4.1.3.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerde) seksuele handelingen, namelijk het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van afgelegde verklaringen moet worden gekeken.
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar vanaf ongeveer haar vijftiende jaar seksueel heeft misbruikt. Het misbruik zou allereerst hebben plaatsgevonden in de [straatnaam 1] en ging vervolgens door toen zij met onder meer haar vader aan de [straatnaam 2] woonde. De verdachte zou haar wekelijks hebben verkracht. Naast penetratie heeft zij hem ook oraal moeten bevredigen. De verdachte zou haar stelselmatig hebben mishandeld tijdens deze seksuele handelingen. Aangeefster is zwanger geraakt van de verdachte en heeft in september 2004 een zoontje gekregen. In 2008 is zij van huis weggelopen met haar zoontje.
Tegenover de verklaringen van de aangeefster staan de verklaringen van de verdachte. Hij heeft tijdens zijn politieverhoor en op de terechtzitting verklaard dat hij twee of drie keer seks heeft gehad met aangeefster, maar dat dit zonder dwang heeft plaatsgevonden.
De rechtbank dient zich te baseren op de in het procesdossier aanwezige bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting.
Van verkrachting is sprake wanneer iemand door geweld of een andere feitelijkheid (of bedreiging daarmee) is gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Alhoewel aangeefster en de verdachte een andere verklaring afleggen over de frequentie, staat op zichzelf niet ter discussie dat dergelijke seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat de verdachte de vader is van de in 2004 geboren zoon van aangeefster. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat deze seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het procesdossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster om te kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van seksuele handelingen onder dwang. De omstandigheid dat de verdachte de vader is van aangeefster, is daarvoor op zichzelf niet voldoende. [1] Ook de verklaring van getuige [naam getuige 2] , inhoudende dat aangeefster hem in 2014 en 2015 heeft verteld dat zij seks met haar vader had terwijl zij dat niet wilde, zwanger raakte en haar vader oraal moest bevredigen, biedt deze steun niet. Zijn verklaring is immers gebaseerd op dezelfde bron, namelijk de verklaringen van aangeefster. Tot slot kan ook uit de verklaring van de getuigen, onder wie [naam getuige 1] en het gegeven dat de verdachte eerder veroordeeld is voor geweldsfeiten dat steunbewijs niet volgen.
De conclusie is dat aangezien de verklaringen van aangeefster onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, de rechtbank niet de vereiste overtuiging heeft verkregen dat de verdachte de voor verkrachting vereiste mate van dwang heeft uitgeoefend. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer] zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. [naam slachtoffer] vordert een vergoeding van € 99.424,20 aan materiële schade en € 70.000,- aan immateriële schade.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in haar vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en E.M. Moerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 04 december 2008 te Rotterdam (meermalen) (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), zijnde de dochter van verdachte, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , hebbende verdachte (meermalen)
- zijn penis in haar vagina gebracht en/of gehouden en/of
- zijn penis in haar mond gebracht en/of gehouden en/of
- zijn vinger in haar vagina gebracht en/of gehouden en/of
- haar borst(en) en/of vagina en/of schaamstreek betast
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
- hij haar heeft ontkleed en/of
- hij aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten voorbij is gegaan en/of
- er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie vader - dochter) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of (aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch en/of fysiek en/of geestelijk overwicht en/of
- er sprake was van fysieke mishandelingen van haar door hem en/of
- hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan.

Voetnoten

1.Vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3627,