ECLI:NL:RBROT:2021:6301

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
10/305851-20, 10/265477-20 en 10/063180-21 (ter terechtzitting gevoegd).
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontploffing, hennepkwekerij en mishandeling van levensgezel

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het teweegbrengen van een ontploffing, het hebben van een hennepkwekerij en het mishandelen van zijn levensgezel. De rechtbank heeft de verdachte in drie gevoegde zaken veroordeeld. In de zaak met parketnummer 10/305851-20 werd de verdachte medeplichtig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door hennep te telen en elektriciteit te stelen. In de zaak met parketnummer 10/265477-20 werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling van zijn levensgezel. In de zaak met parketnummer 10/063180-21 werd bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk een ontploffing teweegbracht met gevaar voor goederen, maar niet voor personen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 316 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was vanwege psychische problemen en verslaving aan GHB en alcohol. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf was opgelegd voor de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/305851-20, 10/265477-20 en 10/063180-21 (ter terechtzitting gevoegd).
Datum uitspraak: 1 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan,
raadsman mr. S. Konya, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen.
De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 10/063180-21 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.T.M. Verhoeven heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/305851-20 onder 1 primair ten laste gelegde en van het in de zaak met parketnummer 10/063180-21 onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/305851-20 onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10/26547720 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/063180-21 onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 223 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd in het rapport van Reclassering Fivoor d.d. 26 mei 2021;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de aan de verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/305851-20 onder 1 primair, en het in de zaak met parketnummer 10/063180-21 onder 2 laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10/305851-20 onder 1 (subsidiair) en het onder 2, alsmede het in de zaak met parketnummer 10/265477-20 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering in de zaak met parketnummer 10/063180-21 feit 1
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, maar ook gevaar voor personen te duchten was.
4.3.2.
Beoordeling
Het gemeen gevaar voor goederen.
De verdachte heeft in de avond van 4 maart 2021 zwaar vuurwerk, te weten een Cobra 20 in de buurt van zijn woning tot ontploffing gebracht. Door die ontploffing zijn enkele ruiten van de naastgelegen woning gesneuveld en is het dak van een zich in de straat geparkeerd staande auto beschadigd.
Daarmee staat vast dat deze ontploffing gevaar voor goederen heeft opgeleverd.
Het gemeen gevaar voor personen.
Met betrekking tot de vraag of de veroorzaakte ontploffing ook gevaar heeft opgeleverd voor personen, bevindt zich in het dossier de verklaring van [naam slachtoffer 1] . Hij heeft verklaard dat hij in zijn auto is gestapt om weg te rijden, dat hij toen een vlam zag bij de voordeur van de woning waar die man (rb: bedoeld wordt de verdachte) zat, dat hij zag dat er iets in de richting van zijn auto werd gegooid, dat hij toen veel gas gaf om weg te komen en dat daarna een enorme knal volgde. Aanvullend heeft [naam slachtoffer 1] verklaard dat hij halverwege de straat was toen hij de klap hoorde. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij de Cobra in de tegenovergestelde richting heeft gegooid als waarin de Mercedes met daarin [naam slachtoffer 1] wegreed.
De rechtbank is van oordeel dat, ook indien [naam slachtoffer 1] niet snel was weggereden, voldoende concrete informatie over wat de mogelijke gevolgen voor de inzittende van deze auto zouden kunnen zijn geweest, in het dossier ontbreekt. Dat een Cobra-20 zwaar vuurwerk is en een zware explosie kan veroorzaken, is niet voldoende om vast te kunnen stellen dat het ontsteken van dit vuurwerk onder de gegeven omstandigheden gevaar voor personen moet hebben opgeleverd.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht en dat daardoor gevaar voor goederen is ontstaan, maar niet bewezen is op grond van het vorenstaande dat de door verdachte veroorzaakte ontploffing ook gevaar voor personen heeft opgeleverd. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging (partieel) worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/063180-21 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/305851-20 onder 1 (subsidiair) en het onder 2, alsmede het in de zaak met parketnummer 10/265477-20 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
in de zaak met parketnummer 10/305851-20:
1. subsidiair)
Een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 11 augustus
2020 tot en met 20 oktober 2020 te Dordrecht, opzettelijk heeft/hebben
geteeld in een pand gelegen aan de [adres delict] te
Dordrecht een hoeveelheid hennep ( 130 hennepplanten),
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II,
Bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode
van 11 augustus 2020 tot en met 20 oktober 2020 te Dordrecht,
opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen de zolderverdieping van voornoemd pand voor de
teelt van de hennepplanten ter beschikking te stellen.
2
hij, in de periode van 11 augustus 2020 tot en met 20 oktober 2020 te
Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
een hoeveelheid elektriciteit (27. 686 kWh), dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan Stedin Netbeheer BV (Blaak 8 te Rotterdam),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
in de zaak met parketnummer 10/265477-20:
hij, op 20 oktober 2020, te Dordrecht,
zijn levensgezel, [naam slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan en.
in de zaak met parketnummer 10/063180-21:
1
hij op 4 maart 2021 te Dordrecht
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra 20 aan te steken en
vervolgens de straat op te gooien/werpen, waardoor die Cobra 20 tot ontploffing is gekomen/gebracht,
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor de ramen/ruiten van de
aangrenzende woningen in de [plaats delict] en/of in die woningen aanwezige
goederen en in de straat geparkeerde en/of rijdende
motorrijtuigen/personenauto's te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/305851-20:
Feit 1:
Medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 10/265477-20:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
Parketnummer 10/063180-21:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de door hem bewoonde wijk een ontploffing teweeg gebracht door zwaar vuurwerk -een zogenaamde Cobra20- af te steken. Dergelijk vuurwerk veroorzaakt een zeer krachtige explosie en de verdachte heeft door het afsteken daarvan dan ook een
-voor zich in de directe omgeving bevindende goederen- gevaarlijke situatie doen ontstaan. Ruiten van omliggende woningen zijn daadwerkelijk gesneuveld en een auto werd beschadigd.
Een aantal maanden daarvoor heeft de verdachte zijn partner mishandeld door haar in het gezicht te slaan. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zijn partner heeft mishandeld in het bijzijn van hun jonge dochter en in hun gezamenlijke woning, een huiselijke omgeving waar het slachtoffer zich juist veilig moet kunnen voelen.
Tijdens de aanhouding van de verdachte ter zake deze mishandeling is gebleken dat zich in de woning van de verdachte een hennepkwekerij bevond. De verdachte heeft een deel van zijn woning aan derden ter beschikking gesteld om daarin hennep te telen. Hierdoor heeft verdachte indirect een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de illegale teelt van en de bijbehorende handel in drugs, die gepaard gaan met andere vormen van criminaliteit en een bedreiging voor de veiligheid en integriteit van de samenleving vormen. Hennepkwekerijen leveren ook een gevaar op voor de omgeving. Dit geldt temeer nu de stroom voor de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen en uit onderzoek is gebleken dat de illegale aansluiting brandgevaarlijke en daarmee (ook voor omwonenden) levensbedreigende situaties teweeg heeft gebracht. Verdachte heeft zich kennelijk om deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit persoonlijk winstbejag.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een mishandeling.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam psycholoog] en psychiater [naam psychiater] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 11 mei en 30 april 2021.
Het rapport van de psycholoog houdt -onder meer- in dat bij de verdachte sprake is van een psychotische stoornis, die is ingegeven door een ernstige verslaving aan met name GHB en alcohol. Hoewel ook sprake is geweest van periodes van abstinentie, loopt het gebruik van middelen als een rode draad door het leven van verdachte.
Er is sprake van ziektebesef, met een beperkt ziekte-inzicht. De verdachte heeft enigszins de
neiging de ernst van gebeurtenissen uit het verleden en bijkomende emoties te
bagatelliseren of gedeeltelijk te ontkennen. Hij neemt in beperkte mate verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag, hij heeft de neiging te externaliseren en neemt enigszins een slachtofferrol aan. Er is sprake van een weinig rijpe identiteitsontwikkeling met ambivalente gevoelens ten aanzien van autonomie en afhankelijkheid. Het zelfgevoel is kwetsbaar en is met name afhankelijk van externe bronnen.
De moeizaam verlopen sociale ontwikkeling heeft de verdachte ook beperkt in
zijn maatschappelijke ontwikkeling, waardoor het hem niet is gelukt om een vervolgopleiding af te ronden en hij moeite heeft gehad een passende baan te vinden.
Van de door het gebruik van middelen en problemen in de emotieregulatie ingegeven psychotische stoornis was ook sprake ten tijde van het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde (rechtbank: het teweeg brengen van een ontploffing, poging doodslag subsidiair poging zware mishandeling en mishandeling van zijn levensgezel) en geadviseerd wordt om de verdachte het plegen van deze feiten in verminderde mate toe te rekenen. Voor de andere -niet onder invloed van middelen- begane feiten, acht de psycholoog de verdachte wel geheel toerekeningsvatbaar. Deze tenlastegelegde feiten vond plaats over een langere periode, waardoor dit niet kan worden gezien als een impulsieve actie voortkomend uit verslavingsproblematiek.
Gesteld kan worden dat er een verhoogd risico is op gewelddadig gedrag wanneer de verdachte onder invloed is, meest waarschijnlijk binnen de partnerrelatie. Een terugval in middelengebruik zal het risico op gewelddadig recidive verhogen.
De verdachte heeft daarom een intensieve klinische behandeling nodig die is gericht op blijvende abstinentie van het gebruik van middelen met een aansluitend ambulante behandeling, waarbij aandacht zal moeten zijn voor het monitoren van eventueel middelengebruik, een stabiele woonsituatie, een passende dagbesteding en een stabiel netwerk.
In het rapport van de psychiater [naam psychiater] worden de bevindingen van de psycholoog met betrekking tot de psychische problematiek van de verdachte -een psychotische stoornis door het gebruik van alcohol en met name GHB- onderschreven. Ook de psychiater komt op grond van zijn bevindingen tot de conclusie dat de verdachte voor het teweeg brengen van een ontploffing (tevens tenlastegelegd als poging doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling) en de mishandeling van zijn partner verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
Het als matig tot hoog in te schatten gevaar voor herhaling op gewelddadig en grensoverschrijdende gedrag is met name verhoogd als verdachte roesmiddelen en alcohol gaat gebruiken.
Het advies van de psychiater sluit aan bij het advies van de psycholoog om de verdachte een klinische en vervolgens ambulante behandeling op te leggen bij een verslavingsinstelling (bijvoorbeeld De Hoop), zodat verdachte in een gestructureerde omgeving aan zijn verslavingsproblematiek te gaan werken door bijvoorbeeld gedragstherapie en urinecontroles.
Ook Reclassering Nederland (Fivoor) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 mei 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is langdurig verslaafd aan GHB en alcohol, waardoor zijn functioneren in een negatieve spiraal terecht is gekomen. De verdachte is werkloos geraakt en kreeg psychische en fysieke problemen. Om de stress door zijn -inmiddels verbroken- relatie te onderdrukken nam zijn middelengebruik nog verder toe, hetgeen heeft geleid tot frustraties, controleverlies met meerdere politiecontacten in korte tijd.
Het eerdere ambulante hulpverleningstraject bij Antes verslavingszorg heeft niet geleid tot abstinentie van middelen en er heeft uiteindelijk een crisisopname in een kliniek plaatsgevonden. De kans dat de verdachte, zonder verdere behandeling, opnieuw tot gewelddadig handelen zal komen wordt ingeschat als matig tot hoog.
De verdachte is gemotiveerd om een verandering in zijn leven aan te brengen. Hij wil graag het contact met zijn dochter behouden en hij wil, nu hij zijn woning binnen enkele maanden moet verlaten, ook een stabiele woonsituatie opbouwen.
De reclassering adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met verplicht reclasseringscontact met een meldplicht, de verplichte opname van de verdachte in een zorginstelling, een aansluitende verplichte ambulante behandeling met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, de verplichte opname in een vorm van begeleid wonen of maatschappelijke opvang en de medewerking van de verdachte aan controle op het gebruik van middelen.
Omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is wordt geadviseerd om de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus voor de bewezen zaken onder de parketnummers 10/063180-21 en 10/265477-20 in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Voor de andere bewezenverklaarde feiten is de verdachte wel toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij definitief wil stoppen met het gebruik van drugs en alcohol, dat hij zich kan vinden in de geadviseerde voorwaarden en dat hij gemotiveerd is om mee te werken aan de in dat kader door de reclassering voorgestelde vorm van behandeling en begeleiding.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen- of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank de verdachte in de zaak met parketnummer 10/063180-21 partieel vrijspreekt.
De straf die de rechtbank aan de verdachte oplegt, is zodanig dat daarmee aan de verdachte de gelegenheid wordt geboden om op een zo kort mogelijke termijn een aanvang te kunnen maken met de behandeling van- en begeleiding bij de aanpak van zijn verslavingsproblematiek en daardoor een blijvende verbetering in zijn persoonlijke omstandigheden te kunnen bewerkstelligen.
Een substantieel voorwaardelijk strafdeel is verder nodig om de verdachte er gedurende langere tijd toe te bewegen de op te leggen bijzondere voorwaarden in het kader van zijn, naar verwachting intensieve en langdurige, behandel- en resocialisatietraject na te leven.

8..Vordering benadeelde partij [naam slachtoffer 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] : ter zake van de in de zaak met parketnummer 10/063180-21 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.950,= aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde veroorzaken van een ontploffing met als gevolg gevaar voor personen en voor de onder 2 aan verdachte ten laste gelegde
poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 49, 57, 157, 300, 304, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/063180-21 onder 2 en het in de zaak met parketnummer 10/305851-20 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/063180-21 onder 1, in de zaak met parketnummer 10/305851-20 subsidiair en onder 2, en in de zaak met parketnummer 10/265477-20 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 316 (driehonderdzestien) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
180 (honderdtachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek klinisch laten opnemen in een verslavingskliniek, althans een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende een jaar na heden, of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van die instelling verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde zal zich aansluitend aan de klinische opname onder ambulante behandeling stellen van het Forensisch Ambulant Team Fivoor of een soortgelijke zorgverlener voor zijn verslavingsproblematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met deze zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
4. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. Betrokkene werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2021.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging/gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/305851-20:
1
hij, in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 20 oktober 2020 te
Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres delict]
te Dordrecht)
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 7696 gram hennep (260 hennepplanten),
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 11 augustus
2020 tot en met 20 oktober 2020 te Dordrecht, opzettelijk heeft/hebben
Geteeld in een pand gelegen aan de [adres delict] te
Dordrecht een hoeveelheid van 7696 gram hennep (260 hennepplanten),
Althans een groot aantal hennepplanten en/of delen aarvan, in elk geval
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet,
Bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode
Van 11 augustus 2020 tot en met 20 oktober 2020 te Dordrecht,
Opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen (de zolderverdieping van) voornoemd pand voor de
teelt van de hennepplanten ter beschikking te stellen.
2
hij, in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 20 oktober 2020 te
Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid elektriciteit (27. 686 kWh), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan Stedin Netbeheer BV (Blaak 8 te Rotterdam),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 10/265477-20:
hij, op of omstreeks 20 oktober 2020, te Dordrecht,
zijn levensgezel, [naam slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door haar een of meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het
hoofd te slaan en/of te stompen;
in de zaak met parketnummer 10/063180-21:
1
hij op of omstreeks 4 maart 2021 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra 20, althans een
stuk vuurwerk met knaleffect, in elk geval enig vuurwerk, aan te steken en/of
(vervolgens) de straat op te gooien/werpen, waardoor die Cobra 20, althans dat
vuurwerk, tot ontploffing is gekomen/gebracht,
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor de (voor)deuren en/of ramen/ruiten van die
(aangrenzende) woningen in de [plaats delict] en/of in die woningen aanwezige
goederen en/of in de straat geparkeerde en/of rijdende
motorrijtuigen/personenauto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was,
en/of
- terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor de bewoners van die aangrenzende woningen en/of de zich aldaar op straat
bevindende personen en/of voor de bestuurder van de personenauto, te weten [naam slachtoffer 1]
, die zich in de nabijheid van de ontploffing bevond, te duchten was,
althans levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen, te duchten was;
2
hij op of omstreeks 4 maart 2021 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon, te weten [naam slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, een Cobra 20, althans een stuk vuurwerk met knaleffect, heeft aangestoken
en/of op/tegen, althans in de richting van de personenauto waarin voornoemde [naam slachtoffer 1]
zich bevond heeft gegooid/geworpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;