ECLI:NL:RBROT:2021:6289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
18-819 FT EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling met schone lei in het kader van de Kinderopvangtoeslagaffaire

Op 29 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares, die mogelijk gedupeerd is door de Kinderopvangtoeslagaffaire. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares, die onder bewind staat van J.M. Hoogland, aan haar verplichtingen heeft voldaan en heeft de bewindvoerder geadviseerd om een schone lei te verlenen. De schuldenares heeft verklaard dat zij is aangemeld als gedupeerde bij de Belastingdienst, maar dat er nog geen bevestiging is ontvangen dat zij als zodanig wordt aangemerkt. De rechtbank heeft de financiële afwikkeling aangehouden, omdat de Belastingdienst mogelijk de geverifieerde schulden en de kosten van de schuldsaneringsregeling zal betalen indien de schuldenares als gedupeerde wordt erkend. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen toerekenbare tekortkomingen zijn in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling en heeft de schone lei verleend, waardoor de onvoldane vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlening schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 29 juni 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 14 juni 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1]
[adres] ,
[woonplaats]
schuldenares,
bewindvoerder: J.M. Hoogland.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft schriftelijk verslag uitgebracht op 17 maart 2021. Op 23 maart 2021 en 21 mei 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank nader bericht.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is, met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Corona-crisis (hierna: TARIC), behandeld ter telefonische terechtzitting van 22 juni 2021.
Ter zitting van 22 juni 2021 zijn, conform TARIC, telefonisch verschenen en gehoord:
  • schuldenares [naam 1] ;
  • bewindvoerder J.M. Hoogland;
  • advocaat van schuldenares mr. B.F. van Es;
  • beschermingsbewindvoerder van schuldenares [naam 2] .
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De bewindvoerder heeft verklaard dat alle verplichtingen door schuldenares zijn nagekomen en dat zij de rechtbank adviseert om schuldenares een schone lei te verlenen. Verder zal door de bewindvoerder worden verzocht om een verificatievergadering te houden.
Schuldenares heeft verklaard dat zij is aangemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire, maar dat nog niet duidelijk is of zij door de Belastingdienst als gedupeerde zal worden aangemerkt. In eerste instantie is haar verzoek om als gedupeerde te worden aangemerkt door de Belastingdienst afgewezen. Nu zit zij in een herbeoordelingstraject bij de Belastingdienst, en is zij nog in afwachting van de herbeoordeling.
Desgevraagd heeft schuldenares ter zitting bevestigd dat zij begrijpt dat als de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd met toekenning van een schone lei, zij niet het voordeel geniet van een beëindiging op grond van artikel 350 lid 1 en 3 sub a Faillissementswet (hierna: Fw), namelijk dat zij binnen tien jaar na beëindiging van de schuldsaneringsregeling opnieuw een beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling kan doen. Schuldenares heeft aangegeven dat zij ervan overtuigd is dat zij niet opnieuw in de problemen zal komen. Zij is goed voorbereid op de toekomst en daarnaast heeft zij een beschermingsbewindvoerder. Schuldenares heeft verklaard dat zij daarom graag voor een schone lei in aanmerking wenst te komen.

3.De beoordeling

De rechtbank oordeelt dat schuldenares niet (toerekenbaar) in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen.
De rechtbank stelt vast dat schuldenares bij de Belastingdienst is aangemeld als gedupeerde van de kinderopvangtoeslag-affaire, maar dat de Belastingdienst nog niet heeft bevestigd dat schuldenares als gedupeerde worden aangemerkt.
Indien de Belastingdienst te zijner tijd zou beslissen dat schuldenares als gedupeerde wordt aangemerkt, heeft dit in beginsel tot gevolg dat de Belastingdienst de geverifieerde schulden van schuldenares en de kosten van de schuldsaneringsregeling zal betalen. Blijkens het Besluit compensatie gedupeerden in schuldentraject van de Staatssecretaris van Financiën van 28 mei 2021, in werking getreden met ingang van 2 juni 2021, zal met de betaling van de schulden nog geruime tijd gemoeid zijn (volgens het Besluit na indiening van de aanvraag daartoe door de bewindvoerder nog (maximaal) acht weken).
Ten tijde van het wijzen van het vonnis heeft de Belastingdienst nog niet schriftelijk bevestigd dat schuldenares als gedupeerde wordt aangemerkt en zijn de schulden nog niet betaald zodat van een situatie van artikel 350 lid 1 en 3 sub a Fw (nog) geen sprake is.
Nu geen sprake is van (toerekenbare) tekortkomingen in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, schuldenares blijk heeft gegeven van inzicht in de gevolgen van beëindiging van de schuldsaneringsregeling door middel van de “schone lei” (in plaats van op grond van artikel 350 lid 1 en 3 sub a Fw op termijn) en de duur van de schuldsaneringsregeling reeds is verstreken, ziet de rechtbank aanleiding om aan schuldenares de schone lei te verlenen.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De verificatievergadering heeft nog niet plaatsgevonden. De bewindvoerder heeft aangegeven dat hij een verzoek zal doen om deze te beleggen. De financiële afwikkeling van de schuldsaneringsregeling kan pas plaatsvinden zodra duidelijkheid is verkregen van de Belastingdienst. Indien de Belastingdienst schuldenares aanmerkt als gedupeerde, zullen haar geverifieerde schulden en de kosten van de schuldsaneringsregeling in beginsel door de Belastingdienst worden voldaan. Zodra de bewindvoerder uit de betaling van de Belastingdienst alle geverifieerde schulden en de kosten van de schuldsaneringsregeling kan voldoen zal de bewindvoerder daartoe overgaan. Vervolgens kan de schuldsaneringsregeling formeel worden beëindigd. Indien schuldenares door de Belastingdienst niet als gedupeerde wordt aangemerkt, zal de bewindvoerder tot verdere afwikkeling van de schuldsaneringsregeling overgaan door het gespaarde boedelsaldo, na betaling van de boedelkosten, te verdelen onder de geverifieerde schuldeisers. Dit is ter zitting met schuldenares besproken.
De rechtbank zal, gelet op het tussenvonnis van 16 januari 2020, een beslissing nemen ten aanzien van de kosten van de medische keuring.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt vast dat schuldenares niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
  • bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenares eindigen op 14 juni 2021;
  • verleent de zogenoemde “schone lei” waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal
€ 3.305,19.
- stelt vast, gelet op het tussenvonnis van 16 januari 2020, dat de kosten van de keuring van € 297,79, inclusief omzetbelasting, ten laste van de boedel komen voor zover de boedel toereikend is en voor het overige ten laste van de staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T. Mulder in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.