ECLI:NL:RBROT:2021:6243

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/10/617238 / JE RK 21-1054 en C/10/617664 / JE RK 21-1143
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot bekrachtiging en vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaken

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in twee jeugdzorgzaken, waarbij de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing en de vader verzocht om vervallenverklaring van deze aanwijzing. De GI had op 14 april 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de omgangsregeling van de minderjarige kinderen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De vader hield zich niet aan de eerder afgesproken zorgregeling, waardoor de GI genoodzaakt was om deze aanwijzing te geven. Tijdens de zitting zijn de ouders en de GI gehoord, waarbij de vader stelde dat de kinderen bij hem willen blijven wonen en dat de GI en de moeder een onjuist beeld schetsen van de situatie. De moeder daarentegen betoogde dat de kinderen bij haar moeten opgroeien en dat de vader hen onder druk zet. De kinderrechter heeft overwogen dat de kinderen sinds begin april 2021 bij de vader verblijven en dat het in hun belang is om de huidige situatie niet te wijzigen. De schriftelijke aanwijzing van de GI is gedeeltelijk bekrachtigd, maar de aanwijzing om de kinderen terug te brengen naar de moeder is vervallen verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de kinderen op een positieve manier contact kunnen onderhouden met beide ouders en dat de GI moet werken aan het herstel van de omgang.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/617238 / JE RK 21-1054 en C/10/617664 / JE RK 21-1143
datum uitspraak: 23 juni 2021
beschikking gedeeltelijke vervallenverklaring en bekrachtiging voor het overige schriftelijke aanwijzing
in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
en

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
In de zaak C/10/617238 / JE RK 21-1054:
mw. [naam moeder] (hierna: de moeder) en de vader,
In de zaak: C/10/617664 / JE RK 21-1143:
de GI en de moeder.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 21 april 2021, ingekomen bij de griffie op
21 april 2021,
- het verzoekschrift met bijlagen van mr. J.M. Wigman, de advocaat van de vader, van
26 april 2021, ingekomen bij de griffie op 28 april 2021,
- de brief met bijlagen van mr. G.E. van der Pols, de advocaat van de moeder, van
27 mei 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- de brief van de GI van 8 juni 2021, strekkende tot aanvulling van het verzoek van de GI, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 9 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren mondeling behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam broer 1 van minderjarigen] , [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Van der Pols, voornoemd,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Wigman, voornoemd,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam broer 1 van minderjarigen] , [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 18 november 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam broer 1 van minderjarigen] , [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 26 november 2021.
Bij beschikking van 28 november 2016 en 23 januari 2017 is – voor zover hier van belang – ten aanzien van de zorgregeling bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is. De vader haalt de kinderen in de even weken op vrijdag op van school en brengt hen maandagochtend naar school.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 november 2017 de bestaande regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken – voor zover hier van belang – gewijzigd in die zin dat, de kinderen op woensdagmiddagen tot 19:00 uur bij de vader zijn, behalve als zij op grond van de vakantieregeling bij de moeder zijn.
De GI heeft op 14 april 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
  • De vader dient de kinderen terug te brengen volgens de omgangsregeling naar moeder per direct.
  • De vader dient zich vervolgens te houden aan de omgangsregeling die is vastgesteld in de laatste beschikking.
  • De vader dient eventuele uitbreiding of aanpassing van de omgangsregeling via rechtswegen te verzoeken.
  • De vader houdt zich aan de afgesproken tijden welke zijn vastgelegd in de omgangsregeling. De kinderen zijn voor of op dit tijdstip terug bij hun moeder. Het is de verantwoordelijkheid van u als ouder om hen hierin te begeleiden.
  • De vader praat niet negatief over moeder en belast de kinderen niet met mailtjes of andere negativiteit aangaande moeder of het verleden. De vader draagt zorg voor een positief opvoedklimaat wat inhoudt dat hij hetgeen wordt verwacht ook zal uitdragen naar zijn partner en zijn kinderen beschermd tegen negativiteit van derden.
  • De vader dient de GI in de gelegenheid te stellen om contact met de kinderen te hebben zodat de GI conform de OTS toe kan zien op het welzijn van de kinderen en hun ontwikkeling.

De verzoeken

Ten aanzien van C/10/617238 / JE RK 21-1054:De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 14 april 2021 verzocht.
Tevens wordt verzocht een dwangsom op te leggen ter hoogte van een door de kinderrechter te bepalen bedrag voor elke dag dat de aanwijzing niet wordt nagekomen.
Ten aanzien van C/10/617664 / JE RK 21-1143:
De vader heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van 14 april 2021 vervallen te verklaren.

Het standpunt van de GI

De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] moeten terug naar de moeder om de situatie te stabiliseren. De kinderen zijn onvoorbereid uit de vertrouwde situatie gehaald, waardoor de stabiliteit is weggevallen. Er kan op dit moment niet worden toegewerkt naar onbelast contact met beide ouders. De mening van de kinderen wordt serieus genomen, maar gezien de situatie is hun mening niet valide. De kinderen zitten duidelijk in de knel. Het is onduidelijk voor de kinderen waar zij mogen verblijven. De school geeft aan dat er enigszins sprake is van verzuim bij [voornaam minderjarige 2] .

Het standpunt van de vader

Ter onderbouwing van het verzoek van de vader is door en namens de vader het volgende naar voren gebracht. Er wordt een onjuist beeld gecreëerd door de moeder en de GI. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] geven al langere tijd aan dat zij bij de vader willen wonen. Het is een langgekoesterde wens van de kinderen. De vader oefent geen druk uit op de kinderen. Hij heeft slechts zijn verantwoordelijkheid genomen door de kinderen bij hem te houden, nadat zij aangaven bij de vader te willen blijven. Hierop heeft de vader direct contact opgenomen met de politie, de GI en zijn advocaat. De vader is een kort geding procedure gestart, zodat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in afwachting van de bodemprocedure inzake de hoofdverblijfplaats bij de vader kunnen verblijven. Vervolgens heeft de GI de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven. De problemen die door de GI worden benoemd, worden door de vader niet herkend. Het gaat heel goed met de kinderen bij de vader. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven sinds 2 april 2021 bij de vader. De vader wil niet dat er met de kinderen wordt gesleept. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben de moeder meerdere WhatsApp-berichten gestuurd, maar de moeder heeft deze berichten genegeerd. Voorheen deed de moeder belastende uitspraken over de vader richting de kinderen. De vader staat open voor een contactregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Het is daarbij van belang dat de regeling overzichtelijk blijft. In het kader van de ondertoezichtstelling moet ook worden gewerkt aan contactherstel tussen de vader en [naam broer 1 van minderjarigen] . Er wordt verzocht om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. Nadien zal de beslissing in de bodemprocedure moeten worden afgewacht.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat de kinderen moeten opgroeien bij de moeder. De officiële instanties melden geen zorgen in de thuissituatie bij de moeder. Zij heeft altijd zonder problemen voor de kinderen gezorgd. De vader roept dat er zorgen zijn, maar hij benoemt niet welke zorgen dat zijn. Daarnaast zet de vader de kinderen onder druk om een standpunt in te nemen. Dit geldt met name ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De mening van de kinderen is belangrijk, maar zij kunnen nu geen vrije keuze maken. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben al twee maanden geen contact met de moeder en hun oudere broers [naam broer 1 van minderjarigen] en [naam broer 2 van minderjarigen] . De vader onthoudt de kinderen het contact met de familie. [naam broer 1 van minderjarigen] wil niet meer naar de vader. Er was sprake van een zorgregeling waarbij de kinderen een doordeweekse dag en eens in de veertien dagen een weekend naar de vader zouden gaan. Deze regeling is door de GI aangepast in die zin dat de kinderen van vrijdag tot woensdag bij de vader verblijven. De vader houdt zich niet aan de vastgestelde zorgregeling.
De moeder heeft niet gereageerd op de WhatsApp-berichten van de kinderen, omdat zij de kinderen buiten de strijd wil houden. Er moet gecommuniceerd worden tussen de ouders.
De situatie moet – in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure – worden gestabiliseerd, waarbij het contact tussen de moeder en de kinderen wordt hersteld. Er wordt daarom verzocht om de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing af te wijzen.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:263, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder niet instemt met dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, lid 1, van de Jeugdwet. De GI kan ook een schriftelijke aanwijzing geven indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
Op grond van het derde lid van dit artikel kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Tegelijkertijd kan een door de wet toegelaten dwangmiddel worden verzocht bij niet nakoming van deze aanwijzing tenzij het belang van het kind zich tegen oplegging daarvan verzet.
Op grond van artikel 1:264 van het BW kan een met het gezag belaste ouder verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende gebleken. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven sinds begin april 2021 bij de vader. De vader houdt zich daarmee niet aan de afgesproken zorgregeling. De GI heeft de vader daarom op 14 april 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven.
De ouders zijn in de nasleep van de echtscheiding niet in staat om op een voor de kinderen niet-belastende manier met elkaar te communiceren. De ouders verwijten elkaar het ontstaan van deze situatie en diskwalificeren elkaar. Daarnaast zijn de ouders verwikkeld in een strijd om de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De kinderen worden deelgenoot gemaakt van de problematiek van de ouders en raken in een loyaliteitsconflict, hetgeen bijzonder belastend is en schadelijk is voor hun ontwikkeling.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter hebben [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] opnieuw aangegeven dat zij (op dit moment) niet bij de moeder willen wonen. Wel staan zij open voor contact met de moeder. De afgelopen periode hebben [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] (op aandringen van de vader) meerdere WhatsApp-berichten naar de moeder gestuurd. De kinderrechter merkt op dat de moeder niet op deze berichten heeft gereageerd. Mogelijk ervaren de kinderen hierdoor een gevoel van afwijzing. [naam broer 1 van minderjarigen] woont bij de moeder en wil op dit moment geen contact met de vader.
De kinderrechter overweegt voorts het volgende. Gelet op de voorlopige onzekerheid over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de consistente wens van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] om bij de vader te wonen, acht de kinderrechter het niet in het belang van de kinderen op dit moment hun zelf gekozen verblijfplaats te wijzigen. Er bestaat zodoende geen aanleiding om de schriftelijke aanwijzing van 14 april 2021 voor wat betreft dit onderdeel in stand te laten. De kinderrechter zal daarom de schriftelijke aanwijzing op dit punt vervallen verklaren. In concreto geldt dit ten aanzien van de tekst achter de eerste vier gedachtestreepjes in de aanwijzing. De kinderrechter wil met deze beslissing uitdrukkelijk niet vooruitlopen op een in kort geding of de bodemprocedure te nemen beslissing omtrent de zorgregeling en een eventuele omgangsregeling. Daaromtrent dient nog nader onderzoek plaats te vinden. De kinderrechter beoogt uitsluitend het gesleep met kinderen te voorkomen.
Het is van belang dat de kinderen op positieve en onbelaste wijze contact kunnen onderhouden met beide ouders. De GI dient daarom aan de slag te gaan om de omgang tussen [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en de moeder en tussen [naam broer 1 van minderjarigen] en de vader te herstellen. Omdat er bij de kinderrechter enige twijfel bestaat omtrent de vraag of de vader al het nodige heeft gedaan om de verstandhouding tussen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] enerzijds en hun moeder anderzijds te optimaliseren en er bij de kinderrechter ernstig vermoeden bestaat dat de vader (in elk geval bij tijd en wijlen) de GI buiten de deur heeft gehouden en het contact tussen de GI en de kinderen heeft belet of belemmerd, zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van de GI voor wat betreft de aanwijzingen na het vijfde en zesde gedachtestreepje in stand laten en zelfs bekrachtigen. Dit betekent dat de vader op last van de kinderrechter zich houdt aan de volgende gedragsregels:
  • de vader praat niet negatief over moeder en belast de kinderen niet met mailtjes of andere negativiteit aangaande moeder of het verleden. De vader draagt zorg voor een positief opvoedklimaat wat inhoudt dat hij hetgeen wordt verwacht ook zal uitdragen naar zijn partner en zijn kinderen beschermd tegen negativiteit van derden;
  • de vader dient de GI in de gelegenheid te stellen om contact met de kinderen te hebben zodat de GI conform de OTS toe kan zien op het welzijn van de kinderen en hun ontwikkeling.
Nu de vader bij de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de verstandhouding met de GI sinds de laatste wisseling van jeugdbeschermer is verbeterd, acht de kinderrechter vooralsnog het opleggen van een dwangsom ter versterking van de naleving van het bekrachtigde gedeelte van de schriftelijke aanwijzing niet geraden. Daarbij komt dat de naleving van het gedeelte van de schriftelijke aanwijzing na het vijfde gedachtestreepje zich lastig laat versterken door een dwangsom. Mocht de vader in de komende tijd op enigerlei wijze het contact tussen GI en de kinderen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] belemmeren, dan kan altijd alsnog om een dwangsom worden verzocht.

De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van C/10/617238 / JE RK 21-1054:
wijst het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van de GI van 14 april 2021 af, voor wat betreft de aanwijzingen na de eerste vier gedachtestreepjes in de tekst;
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing voor het overige, zoals hiervoor overwogen;
Ten aanzien van C/10/617664 / JE RK 21-1143:
verklaart de schriftelijke aanwijzing van de GI van 14 april 2021 vervallen voor wat betreft de aanwijzingen na de eerste vier gedachtestreepjes in de tekst;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.