ECLI:NL:RBROT:2021:6238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
10-712008-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 augustus 2019 in Hellevoetsluis een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een tractor, negeerde verkeersaanwijzingen van verkeersregelaars en reed rechtdoor, terwijl hem was opgedragen rechtsaf te slaan. Hierdoor reed hij tegen een verkeersregelaar aan, die door de aanrijding viel en later aan zijn verwondingen overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk op, een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de weduwe en dochter van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, en oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de officier van justitie ontvankelijk werd verklaard in de vervolging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-712008-20
Datum uitspraak: 1 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte]
raadsman mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
  • ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie en bewijsuitsluiting

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er door een ernstig vormverzuim geen sprake (meer) is van een eerlijk proces, zodat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Op de dag van het incident heeft de politie een onderzoek ingesteld naar sporen. Kleding en veiligheidsschoenen van het slachtoffer zijn in beslag genomen en onderzocht. De verdediging heeft de rechter-commissaris later gedurende het voorbereidend onderzoek verzocht een deskundige te benoemen om een aanvullend onderzoek in te laten stellen naar eventuele beschadiging(en) aan/van de schoenen. Verdachte wordt onder meer verweten met zijn tractor over de voet(en) van het slachtoffer te zijn gereden. Dit wordt door verdachte ontkend, zodat onderzoek door een deskundige de verklaring van verdachte zou kunnen ondersteunen. Dergelijk onderzoek heeft echter geen doorgang kunnen vinden, omdat de schoenen inmiddels niet meer beschikbaar waren en mogelijk zelfs reeds waren vernietigd. Naar de mening van verdachte is hierdoor geen sprake meer van een eerlijk proces.
Subsidiair heeft de raadsman bewijsuitsluiting gevraagd ten aanzien van de verklaringen van de getuigen die belastend hebben verklaard over het rijden over de voeten door verdachte.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verwijst naar de beschikking van de rechter-commissaris van 16 december 2020, inclusief de mailwisseling in het dossier met de deskundige. Toen de deskundige hoorde dat de schoenen niet meer beschikbaar waren voor nader onderzoek heeft de deskundige nader onderzoek om inhoudelijke redenen ontraden. Ten eerste, omdat nader onderzoek geen meerwaarde zou hebben (gehad). Ten tweede zou het effect van een aan- of overrijding niet zichtbaar zijn geweest indien het schoenen met stalen neuzen waren. Het feit dat de schoenen in het ongerede zijn geraakt heeft dus niet geleid tot een onherstelbaar vormverzuim. Mocht de rechtbank een andere mening zijn toegedaan, dan nog leidt dat concrete vormverzuim niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, omdat er sprake is van meer dan voldoende objectief ander bewijs, met name getuigenverklaringen.
4.3.
Beoordeling
De rechtbank merkt allereerst op dat in beslag genomen goederen steeds zorgvuldig moeten worden geregistreerd en bewaard, totdat door de bevoegde instantie een afdoeningsbeslissing is genomen. Daar komt bij dat van groot belang is dat er zorgvuldig wordt omgegaan met in beslag genomen goederen die in mogelijke relatie staan tot de waarheidsvinding. Doordat de schoenen niet meer beschikbaar zijn, is op zichzelf sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
Gelet op deze vaststelling behoort de rechtbank te bepalen wat de gevolgen dienen te zijn van dit vormverzuim. De rechtbank stelt vast dat de verdediging in de gelegenheid is geweest getuigen nader te (laten) bevragen bij de rechter-commissaris. Voor de vijf door de raadsman daartoe verzochte getuigen is dit ook gebeurd. Reeds hieruit volgt dat de verdediging in de gelegenheid is geweest de inhoud van alle getuigenverklaringen grondig te onderzoeken op betrouwbaarheid en onderlinge consistentie. Ter zitting is uitgebreid gesproken over de verschillende verklaringen en andere bewijsmiddelen in deze zaak. Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben ter zitting alle gelegenheid gehad om het eigen standpunt te geven ten aanzien van de bewijsmiddelen in het dossier. Bij deze stand van zaken is er geen sprake van een wezenlijke inbreuk op de rechten van de verdediging op een eerlijk en evenwichtig proces. Aangezien niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts in aanmerking kan komen bij zeer ernstige vormverzuimen volgt dat hetgeen zich heeft voorgedaan in deze zaak niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Om bovengenoemde reden zal de rechtbank evenmin overgaan tot de door de raadsman bepleite uitsluiting van een aantal getuigenverklaringen als bewijsmiddel. De rechtbank volstaat met de vaststelling dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim.
4.4.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk en de getuigenverklaringen worden niet uitgesloten van bewijs.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft op 10 augustus 2019 te Hellevoetsluis op twee verschillende momenten en plaatsen kort achter elkaar aanwijzingen van een verkeersregelaar niet opgevolgd waarbij het hem duidelijk werd verboden om rechtdoor te rijden. Toch reed hij rechtdoor in de verboden richting en reed hij daarbij op de kruising met de Hoonaartstraat het slachtoffer aan. Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte ook op of over de voet(en) van het slachtoffer is gereden dan wel (ook) anderszins tegen het slachtoffer is aangereden. Naast meerdere getuigenverklaringen is hiervoor ook steunbewijs gelet op het aangetroffen letsel aan de linkervoet en/of enkel van het slachtoffer. Het slachtoffer viel vervolgens recht achterover, waarbij hij zijn val niet kon breken. Hij kwam daardoor met zijn achterhoofd heel hard op het asfalt terecht. Door die klap heeft hij zodanig ernstig hersenletsel opgelopen dat hij ondanks een (hersen)operatie korte tijd later aan de gevolgen van het ongeval is overleden.
Samenvattend acht de officier van justitie bewezen dat verdachte een grove verkeersfout heeft gemaakt, zoals ten laste is gelegd. Om die reden heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en met aanmerkelijke verwaarlozing van de hem geboden zorgvuldigheid gehandeld.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Verdachte heeft het slachtoffer niet geraakt met de tractor. Het slachtoffer is blijkens meerdere getuigenverklaringen opeens achterover gevallen en één meter voor de tractor aangetroffen. Getuigen die verklaren over het wel plaatsvinden van een aanrijding hebben conclusies getrokken die niet worden bevestigd door hun objectieve waarnemingen. Daarbij komt dat de verschillende getuigen in het verlengde van de tractor hebben gestaan. Dat geeft een vertekend beeld van de situatie, waardoor het optisch lijkt alsof de tractor van verdachte en het slachtoffer dicht bij elkaar hebben gestaan.
5.1.3.
Beoordeling
Verdachte reed op 10 augustus 2019 in zijn tractor te Hellevoetsluis vanaf de Smitsweg naar de kruising met eerst de Meeuwenlaan en vervolgens bij de volgende kruising met de Hoonaartstraat. Bij beide kruisingen kreeg hij verkeersaanwijzingen van verkeersregelaars om niet rechtdoor te rijden. Verdachte volgde die aanwijzingen echter niet op en bleef bij beide kruisingen rechtdoor rijden. Bij de tweede kruising bleef verdachte in de richting van het slachtoffer rijden, waarbij verdachte het slachtoffer heeft geraakt. Het slachtoffer is daardoor zeer hard op zijn achterhoofd gevallen en op 11 augustus 2019 aan de gevolgen daarvan overleden.
Getuige [naam getuige 1] , de verkeersregelaar bij de eerste kruising met de Meeuwenlaan, heeft verdachte aanwijzingen gegeven om richting de Meeuwenlaan te rijden. Verdachte reed toch door, waarna hij bij de getuige stopte. Getuige [naam getuige 1] heeft tegen verdachte gezegd dat de Smitsweg was afgesloten, omdat er een ambulance aan kwam waarop gewacht moest worden. Verdachte is, nadat hij aan getuige [naam getuige 1] onder andere mededeelde daar niets mee te maken te hebben, vervolgens om de getuige heen gereden de Smitsweg op. Via de portofoon heeft hij aan het latere slachtoffer, die getuige [naam getuige 1] midden op de kruising met de Hoonaartstraat zag staan, doorgegeven dat hij een doorrijder had.
Getuige [naam getuige 2] zat als bijrijder in de auto van haar vriend. Zij stonden met hun auto in tegengestelde richting van de tractor van verdachte. Zij stonden stil voor de kruising Hoonaartstraat/Smitsweg. Getuige [naam getuige 2] zag midden op de kruising een verkeersregelaar staan in een herkenbaar geel tenue. Verder zag zij dat de verkeersregelaar aan de bestuurder van de tractor, verdachte dus, aanwijzingen gaf dat hij rechtsaf moest slaan met zijn tractor. Daarna zag zij dat verdachte langzaam doorreed tot tegen de voet van de verkeersregelaar. Vervolgens zag zij dat de verkeersregelaar achterover viel en met zijn hoofd op het wegdek klapte.
Getuige [naam getuige 3] was een voetganger die op het trottoir van de Smitsweg stond. Zij stond aan de overzijde van de verkeersregelaar op het trottoir van de Smitsweg. De tractor van verdachte kwam van haar uit bezien van links aangereden. Op de kruising van de Hoonaartstraat/Smitsweg zag zij een verkeersregelaar staan. Zij hoorde de verkeersregelaar in zijn portofoon praten. Zij hoorde hem onder andere zeggen: “Dan houd ik de tractor wel tegen.” Getuige [naam getuige 3] heeft verklaard dat zij toen dacht: “Dat is mooi, want dan ik oversteken.” Vervolgens stak zij de weg over en liep daarbij met haar rug richting de verkeersregelaar. Zij hoorde een krak en keek om. Zij zag de verkeersregelaar op de grond liggen. Verder zag zij dat de wielen van de tractor recht onder de tractor stonden.
Getuige [naam getuige 4] kwam over de Smitsweg aangelopen. Hij liep over de rijbaan en was ongeveer 5 meter van de verkeersregelaar verwijderd.
Hij heeft verklaard dat hij de verkeersregelaar op de kruising Hoonaartstraat/Smitsweg zag staan. Vervolgens zag hij een tractor stapvoets aan komen rijden. De tractor rolde door tegen de verkeersregelaar. Hij dacht met het linker voorwiel tegen het linker been van de verkeersregelaar. Hij zag de verkeersregelaar steil achterover vallen met zijn hoofd op de stenen. Het was een hele harde klap.
Getuige [naam getuige 5] die op een kabelkastje ter hoogte van de kruising met de Hoonaarstraat zat, heeft verklaard dat de verkeersregelaar midden op de kruising stond en met zijn beide armen richting de Hoonaartstraat wees.
Getuige [naam getuige 6] heeft na het incident hulp verleend aan het slachtoffer. Zij was ter plaatse als ambulanceverpleegkundige. Toen de schoenen van de verkeersregelaar werden uitgedaan zag zij dat zijn linker enkel/voet flink opgezet was.
De gemeentelijk lijkschouwer heeft een blauw grijze verkleuring aan de linker hiel als bloeduitstorting geconstateerd.
Uit de verklaring van de verdachte ter zitting blijkt dat verdachte vanuit zijn bestuurdersplaats goed zicht had op de positie waar het slachtoffer stond.
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) 1994 aan een verkeersongeval, komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 10 augustus 2019 te Hellevoetsluis met zijn tractor tegen de verkeersregelaar die hem een verkeersteken gaf dat verdachte rechtsaf diende te slaan (en dus niet rechtdoor te rijden) is aangereden, nadat hij eerdere verkeersaanwijzingen van een andere verkeersregelaar heeft genegeerd. Een verkeersregelaar is niet alleen een kwetsbare weggebruiker, hij is op dat moment ook gerechtigd weggebruikers bindende aanwijzingen te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank staat derhalve vast dat verdachte kort voor het ongeval duidelijke (verkeers)aanwijzingen van de verkeersregelaars heeft genegeerd. Ook staat vast dat verdachte met zijn tractor tegen de linker voet/enkel van het slachtoffer is gereden, waardoor hij ten val is gekomen en met zijn achterhoofd dusdanig hard op het asfalt klapte dat hij op 11 augustus 2019 aan zijn verwondingen is overleden.
Diverse getuigen hebben verklaard dat verdachte over de voet en/of het been van het slachtoffer is gereden. De rechtbank acht de waarnemingen van de getuigen betrouwbaar, omdat ze van zeer dichtbij zijn gedaan en vanuit diverse invalshoeken. Deze verklaringen leveren over het geheel genomen een consistent beeld op. De energie overdracht die met een dergelijke aanrijding gepaard gaat, heeft gezorgd voor de val van het slachtoffer en diens harde klap op het asfalt. Daarnaast wordt hiervoor steun gevonden in het bij de schouw gebleken letsel dat het slachtoffer had aan zijn linker hiel. De rechtbank acht het gelet op deze bewijsmiddelen in hun onderlinge verband bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft aangereden en het geconstateerde letsel daardoor is ontstaan. Dit is de verdachte te verwijten. De verweren van de raadsman worden verworpen.
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de verdachte op zijn minst aanmerkelijke schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.
5.1.4.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde kan worden bewezen, in die zin dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en met aanmerkelijke verwaarlozing van de geboden zorgvuldigheid te rijden door de verdachte.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 augustus 2019 te Hellevoetsluis als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (tractor), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer opstaande weg, de Smitsweg (op of ter hoogte van de kruising
met de Hoonaartstraat),
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl een verkeersregelaar, genaamd [naam slachtoffer] , hem, verdachte,
aanwijzingen, gaf om een andere richting op te gaan
dan waarheen hij, verdachte, wilde rijden,
- met zijn tractor in de richting van die [naam slachtoffer] is gereden en
- die tractor langzaam heeft laten uitrollen en (aldus doende) over de voet(en) van die [naam slachtoffer] is gereden, althans tegen die [naam slachtoffer] is aangereden, waarna die [naam slachtoffer] ten val is gekomen, waardoor die [naam slachtoffer] werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 10 augustus 2019 een verkeersongeval veroorzaakt door zich in het verkeer aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam te gedragen. Dit heeft tot de dood geleid van het slachtoffer en aldus onherstelbare, zeer ernstige gevolgen gehad. Het slachtoffer was een verkeersregelaar die als vrijwilliger zijn werk deed met het waarborgen van eenieders verkeersveiligheid door ingeschakelde hulpdiensten vrije doorgang te geven. Zijn aanwijzingen (en die van een andere verkeersregelaar) heeft verdachte bewust genegeerd, zonder zich te bekommeren over de eventuele gevolgen daarvan. Door dit onverantwoordelijke rijgedrag van verdachte is een medemens om het leven gekomen. Daarmee is het slachtoffer zijn grootste goed, zijn leven, ontnomen. Ook voor de nabestaanden van het slachtoffer heeft dit blijkens hun verklaringen enorme impact gehad en heeft dit logischerwijs nog steeds. Dit wordt verdachte zwaar aangerekend. Temeer omdat de verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen. Ook voor de getuigen moet het ongeval een zeer nare ervaring zijn geweest en zal het daarmee gevoelens van onveiligheid en verontwaardiging hebben opgeroepen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 april 2021 van verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld voor verkeersmisdrijven. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een eigen akkerbouwbedrijf heeft en om die reden sterk afhankelijk is van zijn rijbewijs. Een ontzegging van de rijbevoegdheid drukt daardoor aanzienlijk zwaarder op hem dan op de gemiddelde weggebruiker.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf en een taakstraf.
De rechtbank zal de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient allereerst ter markering van de ernst van het feit. Ook verwacht de rechtbank dat een voorwaardelijke gevangenisstraf er voor zal zorgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen en zich beheerst zal gedragen in het verkeer.
Bij het bepalen van de concrete hoogte van de op te leggen straffen, ook de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid, is verder aandacht besteed aan de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ook heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake artikel 6 van de WVW, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Het verweer van de raadsman om geen straf of maatregel op te leggen door toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt gelet hierop niet gevolgd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9..Benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Vordering
Als benadeelde partijen hebben zich, ter zake van het primair ten laste gelegde feit, in het geding gevoegd met vorderingen ter zitting gedaan dan wel aangepast:
  • mevrouw [naam benadeelde 1] , weduwe van de heer [naam slachtoffer] ,
  • mevrouw [naam benadeelde 2] , dochter van de heer [naam slachtoffer] ,
  • mevrouw [naam benadeelde 3] , partner van mevrouw [naam benadeelde 2] .
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 78,- aan materiële schade, bestaande uit € 45,- plus € 13,- reiskosten en € 20,- parkeerkosten.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 35,- aan materiële schade, bestaande uit € 15,- reiskosten en € 20,- parkeerkosten.
De benadeelde partij [naam benadeelde 3] vordert een vergoeding van € 93,- aan materiële schade, bestaande uit € 45,- plus € 13,- reiskosten en € 20,- parkeerkosten.
Dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze kosten betreffen reis- en parkeerkosten die de nabestaanden van de heer [naam slachtoffer] hebben gemaakt voor gesprekken met de officier van justitie op 23 juli 2020 en 9 juni 2021, alsmede voor het bijwonen van de zitting.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen. De officier van justitie heeft ook verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoedingen zijn door de verdediging niet weersproken en komen de rechtbank ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval, te weten 10 augustus 2019.
Tevens wordt het opleggen van de schadevergoedingsmaatregelen passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op twee
(2) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft gedurende de proeftijd;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van twee honderd en veertig uur (240) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
honderd en twintig (120) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
achttien (18) maanden;
bepaalt dat van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een gedeelte van
zes (6) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
twee (2) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft gedurende de proeftijd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, mevrouw [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 78,- (zegge: acht en zeventig euro), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, mevrouw [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 35,- (zegge: vijf en dertig euro),als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, mevrouw [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 93,- (zegge: drie en negentig euro),als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen een totaalbedrag van
€ 206,-(hoofdsom,
zegge: twee honderd en zes euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de totale hoofdsom van € 206,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.H. van der Wal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Hellevoetsluis als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (tractor), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer opstaande weg, de Smitsweg (op of ter hoogte van de kruising
met de Hoonaartstraat),
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl een verkeersregelaar, genaamd [naam slachtoffer] , hem, verdachte,
aanwijzingen, althans een aanwijzing, gaf om een andere richting op te gaan
dan waarheen hij, verdachte, wilde rijden,
- met zijn tractor in de richting van die [naam slachtoffer] is gereden en/of
- die tractor langzaam heeft laten uitrollen en/of die tractor (zeer) kort vóór
die [naam slachtoffer] heeft stilgezet en/of
- ( vervolgens) gas heeft gegeven en (verder) in de richting van die [naam slachtoffer]
is gereden en/of
- ( (aldus doende) over de voet(en) van die [naam slachtoffer] is gereden althans tegen
die [naam slachtoffer] is aangereden,
waarna die [naam slachtoffer] ten val is gekomen,
waardoor die [naam slachtoffer] , werd gedood;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Hellevoetsluis als bestuurder van een
motorrijtuig (tractor), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Smitsweg (op of ter hoogte van de kruising met de
Hoonaartstraat), zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl een verkeersregelaar, genaamd [naam slachtoffer] , hem, verdachte,
aanwijzingen, althans een aanwijzing, gaf om een andere richting op te gaan
dan waarheen hij, verdachte, wilde rijden,
- met zijn tractor in de richting van die [naam slachtoffer] is gereden en/of
- die tractor langzaam heeft laten uitrollen en/of die tractor (zeer) kort vóór
die [naam slachtoffer] heeft stilgezet en/of
- ( (vervolgens) gas heeft gegeven en (verder) in de richting van die [naam slachtoffer]
is gereden en/of
- ( (aldus doende) over de voet(en) van die [naam slachtoffer] is gereden, althans tegen
die [naam slachtoffer] is aangereden;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)