ECLI:NL:RBROT:2021:6190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
9125568
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in civiele procedure met betrekking tot vorderingen boven de € 25.000

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil over de bevoegdheid van de kantonrechter in een civiele procedure. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. Suzen, heeft op 18 maart 2021 een dagvaarding ingediend. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R. van Noord, heeft op 4 mei 2021 een conclusie van antwoord ingediend, waarin hij tevens een eis in het bevoegdheidsincident heeft geformuleerd. De eiseres heeft op 1 juni 2021 gereageerd op het bevoegdheidsincident.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de eiseres, zoals geformuleerd in haar dagvaarding, een waarde vertegenwoordigt van € 12.539,92. Echter, de totale vordering, inclusief andere gevorderde bedragen, overschrijdt de grens van € 25.000,00, wat betekent dat de kantonrechter niet bevoegd is om deze zaak te behandelen. De kantonrechter heeft de zaak daarom doorverwezen naar de handelskamer van de rechtbank, waar de procedure voortgezet zal worden.

In de beslissing heeft de kantonrechter ook aangegeven dat beide partijen, die op basis van een toevoeging procederen, een griffierecht van € 85,00 moeten betalen bij de handelskamer. De eiseres heeft dit bedrag al voldaan bij de kantonrechter. De griffier is opgedragen om de processtukken en een kopie van het vonnis tijdig naar de griffier van de handelskamer te sturen. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9125568 CV EXPL 21-12041
uitspraak: 2 juli 2021
vonnis in het incident van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. S. Suzen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigde: mr. R. van Noord te Ridderkerk.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
• de dagvaarding met producties van [eiseres] van 18 maart 2021;
• de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens conclusie van eis in het bevoegdheidsincident, van [gedaagde] van 4 mei 2021;
• de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident van [eiseres] van
1 juni 2021.

2..Het geschil (in het incident) en de beoordeling daarvan

2.1
De kantonrechter behandelt en beslist zaken waarin het maximaal om € 25.000,00 gaat en/of zaken van onbepaalde waarde als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat die vordering geen hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigt, aldus artikel 93 aanhef en onder a en b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.2
[gedaagde] stelt dat de door [eiseres] onder I in haar dagvaarding gevorderde verklaring voor recht een waarde van € 12.539,92 vertegenwoordigt en dat de totale vordering, gelet op wat [eiseres] onder II van haar dagvaarding vordert, in totaal in ieder geval € 27.994,96 bedraagt. De kantonrechter is daarom volgens [gedaagde] niet bevoegd om kennis te nemen van dit geschil. [eiseres] refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.
2.3
De kantonrechter komt op grond van wat onder 2.1 en 2.2 is overwogen tot het oordeel dat zij inderdaad niet bevoegd is kennis te nemen van de vordering van [eiseres]. De zaak wordt daarom in de stand waarin zij zich bevindt doorverwezen naar de handelskamer van deze rechtbank.

3..De beslissing

De kantonrechter:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van de handelskamer van deze rechtbank van
woensdag 4 augustus 2021 om 10:00 uurom de zaak daar voort te zetten in de stand waarin zij zich thans bevindt;
- wijst partijen erop dat zij in de procedure bij de handelskamer niet in persoon kunnen procederen, maar slechts bij advocaat;
- stelt vast dat beide partijen op basis van een toevoeging procederen en dat zij allebei, dus ook [gedaagde], bij de handelskamer een griffierecht van € 85,00 moeten betalen, waarbij wordt opgemerkt dat [eiseres] dit bedrag al heeft betaald bij de kantonrechter;
- draagt de griffier op de processtukken en een kopie van dit vonnis tijdig voor genoemde rolzitting naar de griffier van de handelskamer te sturen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686