Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
2..Het geschil (in het incident) en de beoordeling daarvan
3..De beslissing
woensdag 4 augustus 2021 om 10:00 uurom de zaak daar voort te zetten in de stand waarin zij zich thans bevindt;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil over de bevoegdheid van de kantonrechter in een civiele procedure. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. Suzen, heeft op 18 maart 2021 een dagvaarding ingediend. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R. van Noord, heeft op 4 mei 2021 een conclusie van antwoord ingediend, waarin hij tevens een eis in het bevoegdheidsincident heeft geformuleerd. De eiseres heeft op 1 juni 2021 gereageerd op het bevoegdheidsincident.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de eiseres, zoals geformuleerd in haar dagvaarding, een waarde vertegenwoordigt van € 12.539,92. Echter, de totale vordering, inclusief andere gevorderde bedragen, overschrijdt de grens van € 25.000,00, wat betekent dat de kantonrechter niet bevoegd is om deze zaak te behandelen. De kantonrechter heeft de zaak daarom doorverwezen naar de handelskamer van de rechtbank, waar de procedure voortgezet zal worden.
In de beslissing heeft de kantonrechter ook aangegeven dat beide partijen, die op basis van een toevoeging procederen, een griffierecht van € 85,00 moeten betalen bij de handelskamer. De eiseres heeft dit bedrag al voldaan bij de kantonrechter. De griffier is opgedragen om de processtukken en een kopie van het vonnis tijdig naar de griffier van de handelskamer te sturen. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2021.