ECLI:NL:RBROT:2021:6179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
C/10/618898 / KG ZA 21-399
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake nakoming partijafspraken en eis in reconventie in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiser, [naam eiser], vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde, [naam gedaagde], met betrekking tot de nakoming van afspraken die zijn gemaakt in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. De echtscheiding is uitgesproken op 26 februari 2018 en de beschikking tot verdeling van de gemeenschap is gegeven op 23 december 2020. Eiser vordert onder andere dat gedaagde binnen een bepaalde termijn een keuze maakt uit voorgestelde makelaars voor de taxatie van de woning die tot de gemeenschap behoort, en dat zij medewerking verleent aan deze taxatie. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor eiser om nakoming van de afspraken te vorderen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde verplicht is om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis aan eiser door te geven welke makelaar zij kiest. Daarnaast moet gedaagde alle medewerking verlenen aan de taxatie van de woning. De rechtbank heeft ook bepaald dat gedaagde bewijsstukken moet verstrekken met betrekking tot de bankrekeningen en verzekeringen per de peildatum van 11 juni 2020. De vorderingen van eiser zijn grotendeels toegewezen, met dwangsommen voor het geval gedaagde niet aan de verplichtingen voldoet.

In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld, maar deze zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat de eis niet tijdig was aangekondigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 30 juni 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/618898 / KG ZA 21-399
Vonnis in kort geding van 30 juni 2021
in de zaak van
[naam eiser],
woonplaats kiezende te [woonplaats eiser] ,
feitelijk verblijvende te [verblijfplaats eiser] ,
eiser in conventie,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge.
Partijen worden hierna [naam eiser] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 mei 2021 met 5 producties
  • de toevoeging van [naam eiser]
  • producties I tot en met VII van [naam gedaagde]
  • pleitnotities, tevens inhoudende conclusie van antwoord in conventie en voorwaardelijke eis in reconventie van [naam gedaagde]
  • de mondelinge behandeling gehouden op 16 juni 2021
  • de pleitnota van [naam eiser]
  • een korte aanvullende pleitnota van [naam gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Bij beschikking van 26 februari 2018 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is bekrachtigd bij arrest van het hof Den Haag. Op 11 juni 2020 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de openbare registers.
2.2.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 23 december 2020 heeft deze rechtbank in overweging 2.5.3 en in het dictum onder 3.1 de wijze van verdeling van de bestanddelen behorende tot de huwelijksgoederengemeenschap gelast. De peildatum is bepaald op 11 juni 2020. Tot de gemeenschap behoort o.a. de woning aan de [adres] (hierna: de Woning), de daarop rustende hypotheek, het saldo op verschillende in de gemeenschap vallende bankrekeningen en de waarde van een aantal financiële producten.
2.3.
[naam eiser] heeft op 22 maart 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 23 december 2020. Zijn grieven richten zich niet tegen (de gronden van) de beslissing met betrekking tot de taxatie van de Woning en de verdeling van de financiën tussen partijen. Het hoger beroep loopt nog.
2.4.
Tot op heden verloopt het proces van verdeling moeizaam.
2.5.
[naam eiser] verblijft zonder verblijfstatus in Nederland. Hij stelt op dit moment tijdelijk in een opvanghuis in Utrecht te verblijven. Voorts stelt hij geen inkomsten te hebben.
2.6.
[naam gedaagde] woont in de Woning. Zij heeft inkomsten uit arbeid.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiser] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [naam gedaagde] te veroordelen om:
a. aan [naam eiser] binnen 2 dagen na datum vonnis schriftelijk een keuze te maken uit een van de door [naam eiser] genoemde makelaars en deze keuze door te geven;
b. aan de gekozen makelaar binnen 4 dagen na datum vonnis schriftelijk opdracht te geven tot taxatie van de Woning;
c. alle door de makelaar gewenste feitelijke medewerking te verlenen aan het (doen) uitvoeren van de taxatie en [naam eiser] in de gelegenheid te stellen daarbij aanwezig te zijn;
d. binnen 4 weken nadat de taxatie beschikbaar is gekomen, het, op basis van de beschikking van 23 december 2020 terzake de toedeling van de Woning aan [naam gedaagde] , aan [naam eiser] toekomende bedrag te voldoen;
e. aan [naam eiser] binnen 4 dagen na datum vonnis bewijsstukken te verstrekken van de saldi c.q. waarden van de op naam van [naam gedaagde] staande bankrekeningen en verzekeringen per de door de rechtbank in haar beschikking van 23 december 2020 genoemde peildatum,
met betrekking tot het onder sub a, b, c en e gevorderde op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, indien [naam gedaagde] nalatig is om hieraan (op enig onderdeel) haar medewerking te verlenen;
2. [naam gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
[naam eiseres] vordert om bij vonnis:
[naam verweerder] te veroordelen om direct na betekening van het ten deze te wijzen vonnis aan [naam eiseres] de beschikking te overhandigen van het door hem bij de IND ingediende verzoek ‘verblijf bij partner’, alsmede een kopie van de originele relatieverklaring, voorzien van dagtekening en handtekeningen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat [naam verweerder] met die verplichting in gebreke blijft;
[naam verweerder] te veroordelen om aan [naam eiseres] ter hand te stellen de in productie IV gevraagde informatie met betrekking tot de twee Zambiaanse woningen, te weten de originele ‘certificates of ownership’, met alle bijbehorende documenten, zoals de ‘Title Deed’, ‘receipts’/documenten belastingdienst, alsmede de vereiste documenten van de ge-meente, ‘receipts’ van de aannemers en alles wat verder van belang is voor de eigen-domsoverdracht en/of voor de eigenaar, derhalve inclusief controlerapporten van de gemeente per bouwfase, en dat alles op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor iedere dag vanaf de dag der betekening tot aan de voldoening aan dat bevel;
[naam verweerder] te veroordelen om aan [naam eiseres] ter beschikking te stellen de ‘title of transfer’, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor iedere dag die verstrijkt na betekening van het ten deze te wijzen vonnis totdat [naam verweerder] aan dit bevel voldaan heeft;
[naam verweerder] te veroordelen om de op de Zambiaanse woningen gelegde beslagen onmid-dellijk op te heffen en opgeheven te houden, zulks eveneens op straffe van een dwang-som van € 10.000,00 voor iedere dag die verstrijkt na betekening van het ten deze te wijzen vonnis totdat [naam verweerder] aan de veroordeling heeft voldaan;
[naam verweerder] te veroordelen om aan [naam eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 15.000,00, zijnde een voorschot op de door hem ontvangen huurbeta-lingen met betrekking tot de Zambiaanse woningen;
[naam verweerder] te veroordelen tot het doen overleggen van recente en deugdelijke informatie met betrekking tot [naam] en zijn belang in de voetbalclub [naam voetbalclub] , alsmede te overleggen de waardebepalingen van die ondernemingen c.q. deelnames, dit alles op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere verstreken dag na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tot de dag dat [naam verweerder] aan de veroordeling voldaan heeft;
[naam verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2.
[naam verweerder] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
In de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 23 december 2020 heeft de rechtbank ten aanzien van de wijze van verdeling van de bestanddelen die tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen behoren, mede naar aanleiding van tussen hen gemaakte afspraken, overwogen en beslist. Bij de nakoming van bedoelde partij afspraken - waar het feitelijk in dit kort geding om draait - kan, anders dan [naam gedaagde] meent, in beginsel worden aangenomen dat [naam eiser] voldoende spoedeisend belang heeft. Daarbij wordt het in zaken als deze gehanteerde uitgangspunt dat van een deelgenoot niet kan worden verlangd dat hij of zij tegen zijn of haar zin in een onverdeeldheid blijft in aanmerking genomen.
5.2.
[naam eiser] kan dus, in rechte, nakoming van de afspraken vorderen, waaraan hij met de vorderingen onder 3.1 gevolg heeft gegeven. Aannemelijk is dat [naam gedaagde] , tegen de gemaakte afspraken in, feitelijk al geruime tijd weigert haar soepele en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het taxatieproces van de Woning en de verdeling van saldi op gemeenschappelijke op haar naam staande bankrekeningen en financiële producten. Niet gebleken is dat de door mogelijke toewijzing van de vorderingen onder 3.1 getroffen belangen van [naam gedaagde] aanmerkelijk groter zijn dan de belangen van [naam eiser] die met (de aanzet tot) het finaliseren van de verdeling worden gediend. Met inachtneming van overweging 2.5.3 van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 23 december 2020, op grond waarvan in het dictum onder 3.1 de wijze van verdeling van de gemeenschap is gelast, wordt hierna ingegaan op de door [naam eiser] ingestelde vorderingen onder 3.1 sub a tot en met e.
5.3. 3.1
3.1 sub 1a en 1b
Met betrekking tot de Woning is op bladzijde 4 van de beschikking van 23 december 2020, overeenkomstig de tussen partijen gemaakte afspraak, overwogen en beslist dat: “ (…) de man de namen van drie makelaars aan de vrouw zal voorleggen, waarvan de vrouw één makelaar zal uitkiezen aan wie partijen de opdracht zullen geven de woning te taxeren.”
De vordering van [naam eiser] onder 3.1 sub 1a wordt in die zin toegewezen dat [naam gedaagde] , in lijn met de tussen partijen gemaakte afspraak, wordt veroordeeld om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis door haar advocaat aan de advocaat van [naam eiser] door te laten geven voor welke van de drie door [naam eiser] in de brief van 4 maart 2021 voorgestelde makelaars zij kiest (zie productie 4 bij dagvaarding). Eveneens in lijn met de hiervoor geciteerde afspraak verstaat de voorzieningenrechter dat de advocaten van partijen gezamenlijk, namens partijen, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de door [naam gedaagde] gekozen makelaar schriftelijk opdracht geven tot taxatie van de Woning. Omdat een dergelijke verplichting op grond van de beschikking niet alleen op [naam gedaagde] rust, maar ook op [naam eiser] , heeft de voorzieningenrechter uit praktisch oogpunt gemeend dit zo te ondervangen. Bij de gezamenlijke verplichting tot het geven van opdracht hoort tevens het gezamenlijk, bij helfte, dragen van de taxatiekosten, zoals beide partijen ook voorstaan.
5.4. 3.1
3.1 sub 1c
Wat precies de feiten zijn geweest met betrekking tot de stellingen over en weer over bedreigingen van de zijde van [naam eiser] aan het adres van [naam gedaagde] , of uitlatingen die [naam eiser] ten aanzien van [naam gedaagde] zou hebben gedaan, kan in het kader van dit kort geding niet worden vastgesteld. Wat daar ook van zij, om uitvoering te geven aan de beschikking dient [naam gedaagde] , zoals in conventie is gevorderd, alle feitelijke medewerking te verlenen aan het doen uitvoeren van de taxatie van de Woning. Dit deel van de vordering onder 3.1 sub c wordt dus toegewezen.
Duidelijk is dat er veel spanning bestaat tussen partijen. Dat brengt mee dat het niet wenselijk is dat [naam eiser] de Woning zal betreden, ook niet in het kader van de taxatie. Dit deel van de vordering onder 3.1 sub c wordt daarom afgewezen. Desgewenst kan [naam eiser] zich bij die taxatie laten vertegenwoordigen door zijn advocaat zoals van de zijde van [naam gedaagde] is voorgesteld.
5.5. 3.1
3.1 sub 1d
De geldvordering onder 3.1 sub 1d om binnen 4 weken nadat de taxatie beschikbaar is gekomen een bedrag aan [naam eiser] te betalen wordt afgewezen. Die vordering acht de voorzieningenrechter prematuur. Daartoe is het volgende redengevend. Gebleken is dat partijen over en weer medewerking van elkaar wensen met betrekking tot aspecten die zien op de afwikkeling van de boedel. Daaruit kunnen over en weer vorderingen voortvloeien. Op dit moment kan niet worden vastgesteld of en zo ja, welk bedrag per saldo uiteindelijk aan wie van partijen zal toekomen. Mede van belang daarbij is dat de tot de onverdeelde boedel behorende woningen te Zambia bij beschikking van 23 december 2020 aan [naam gedaagde] zijn toegedeeld en dat het aan [naam eiser] is om zijn medewerking eraan te verlenen dat ook dat deel van de beschikking van de rechtbank kan worden geeffectueerd. Ter zitting is gebleken dat [naam eiser] , in de bewoordingen van zijn advocaat, niet staat te springen om daaraan gevolg te geven. Welke financiële consequenties uiteindelijk zijn verbonden aan dit mogelijke nalaten van [naam eiser] kan nu niet worden voorspeld. Ook daarop kan in dit kort geding dan ook niet worden vooruitgelopen. Bovendien is van belang dat de advocaat van [naam gedaagde] ter zitting heeft medegedeeld dat de mogelijkheid bestaat dat [naam gedaagde] ter zake van eventuele vorderingen van [naam eiser] op haar beslag onder zichzelf zal leggen. [naam gedaagde] stelt ervoor te vrezen dat zij bedragen aan [naam eiser] dient te betalen, waarna hij weigerachtig blijft om er medewerking aan te verlenen dat het, in lijn met de verdeling als geheel, daarheen wordt geleid dat aan [naam gedaagde] de woningen te Zambia ter beschikking worden gesteld en de eventuele huurinkomsten daaruit. Gelet op de mogelijk bestaande praktische problemen voor [naam gedaagde] met betrekking tot de effectuering te Zambia acht de voorzieningenrechter niet ondenkbaar dat het uiteindelijk wenselijk zal blijken dat partijen nadere afspraken maken om een eenvoudiger te effectueren verdeling tot stand te brengen. Daarover nog eens nadenken is echter aan partijen en hun advocaten en gaat het bestek van dit kort geding te buiten.
5.6. 3.1
3.1 sub 1e
[naam eiser] heeft in het kader van de bevolen verdeling gevraagd om bewijsstukken van de op naam van [naam gedaagde] staande bankrekeningen en verzekeringen per de peildatum van 11 juni 2020. Het gaat om de volgende bankrekeningen en verzekeringen:
 het saldo op rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] bij de Regiobank;
 het saldo op rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] bij de Rabobank;
 de beleggingsverzekeringen met rekeningnummers [polisnummer 1] , [polisnummer 2] , [polisnummer 3] en [polisnummer 4] ;
 levensverzekeringen met rekeningnummers [polisnummer 5] en [polisnummer 6] , en
 levensloopregeling met rekeningnummer [polisnummer 7] .
Zoals in de beschikking ten aanzien van de verzekeringen al expliciet is overwogen, dient [naam gedaagde] in het kader van de afwikkeling van de gelaste verdeling de gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Zij zal ertoe worden veroordeeld om dat binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis alsnog te doen.
5.7. 3.1
3.1 slot: dwangsommen
Als [naam gedaagde] aan de toe te wijzen vordering onder 3.1 sub 1a niet voldoet, verbeurt zij ter zake vanaf 7 dagen na betekening van het vonnis een dwangsom van € 100,00 per dag. Voor de vorderingen onder 3.1 sub 1b, 1c en 1e gaat die termijn lopen vanaf 21 dagen na betekening van dit vonnis. Het maximum aan totaal te verbeuren dwangsommen bepaalt de voorzieningenrechter op € 10.000,00.
5.8.
Nu deze procedure voortvloeit uit het door de echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
Omdat de vorderingen in conventie (grotendeels) zijn toegewezen, komt daarmee de voorwaardelijkheid aan de eis in reconventie te ontvallen.
6.2.
Artikel 7.2 van het geldende Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie bepaalt dat een eis in reconventie en de gronden daarvan tevoren schriftelijk moeten worden medegedeeld aan de wederpartij en de voorzieningenrechter en wel “
zo spoedig mogelijk, uiterlijk 24 uur voor de zitting”. Deze bepaling is ingegeven door de beginselen van een goede procesorde, in het bijzonder het beginsel van hoor en wederhoor. Naar vaste rechtspraak mag de rechter in een civiele procedure immers slechts beslissen aan de hand van stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven.
6.3.
De voorzieningenrechter constateert dat de eis in reconventie aan hem is aangekondigd bij Zivver-bericht van maandag 14 juni 2021 om 15:47 uur. Mr. Van Bemmel heeft dat bericht cc ontvangen. De vervolgens door mr. Van den Ouden namens [naam eiseres] toegestuurde pleitnotities met daarin opgenomen de eis in reconventie en de gronden daarvan heeft de voorzieningenrechter bij Zivver-bericht van 15 juni 2021 om 10:21 uur ontvangen. Volgens de mededeling van mr. Van Bemmel ter zitting heeft hij de pleitnotities met (de gronden van) de eis in reconventie bij e-mail van 15 juni 2021 om 11:07 uur binnengekregen. Dat is ongeveer 23 uur voorafgaand aan de zitting van woensdag 16 juni 2021 om 10:30 uur.
6.4.
De 24-uurstermijn is een uiterste termijn: indiening nadien is in beginsel te laat. Indiening en aankondiging moeten plaatsvinden “
zo spoedig mogelijk”, waarbij de rechter moet beoordelen of aan de wederpartij, in dit geval [naam verweerder] , voldoende gelegenheid is geboden tot kennisneming van de stukken en tot uitlating daarover.
Gelet op de omvang van het petitum in reconventie (dat bestaat uit 7 onderdelen) en de omstandigheid dat de vorderingen in reconventie misschien wel samenhangen met de conventie maar inhoudelijk daarvan geen uitvloeisel zijn, is van voldoende gelegenheid tot kennisneming en uitlating geen sprake. Dit geldt temeer nu uit de processtukken en de elkaar op dit punt tegensprekende stellingen namens [naam eiseres] kan worden afgeleid dat mr. Van den Ouden aanzienlijk langer dan sinds medio juni 2021 als raadsman betrokken is. In het licht van de datum van betekening van de dagvaarding op 28 mei 2021 had het daarom voor de hand gelegen om het verweer met de eis in reconventie eerder dan slechts ongeveer 23 uur voor de zitting aan de advocaat van de wederpartij te doen toekomen. De voorzieningenrechter zal [naam eiseres] daarom niet-ontvankelijk verklaren in de eis in reconventie.
6.5.
Op dezelfde grond als onder 5.8 weergegeven worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan [naam eiser] binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis door haar advocaat aan de advocaat van [naam eiser] door te laten geven voor welke van de drie door [naam eiser] in de brief van 4 maart 2021 voorgestelde makelaars zij kiest, op straffe van een vanaf 7 dagen na betekening van dit vonnis te verbeuren dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat zij hieraan niet voldoet,
7.2.
verstaat dat de advocaten van partijen gezamenlijk, namens partijen, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de door [naam gedaagde] gekozen makelaar schriftelijk opdracht geven tot taxatie van de Woning,
7.3.
veroordeelt [naam gedaagde] om alle door de makelaar gewenste feitelijke medewerking te verlenen aan het (doen) uitvoeren van de taxatie van de Woning, op straffe van een na 21 dagen na betekening van dit vonnis te verbeuren dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat zij hieraan niet voldoet,
7.4.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan [naam eiser] binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de in overweging 5.6 genoemde bewijsstukken te verstrekken per de peildatum van 11 juni 2020, op straffe van een na 21 dagen na betekening van dit vonnis te verbeuren dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat zij hieraan niet voldoet,
7.5.
maximeert de door [naam gedaagde] aan [naam eiser] totaal te verbeuren dwangsommen op een bedrag van € 10.000,00,
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.9.
verklaart [naam eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
7.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.1734/1729