ECLI:NL:RBROT:2021:6140

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
ROT 20/3170
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige intrekking van bijstandsuitkering

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.L. Kuit, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding door de verzoeker, die stelt immateriële schade te hebben geleden door de onrechtmatige intrekking van zijn bijstandsuitkering op 7 april 2016. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij door deze intrekking dakloos is geworden, omdat hij gedurende de periode dat zijn uitkering was ingetrokken, zijn huur niet kon betalen. Hierdoor is hij in een vicieuze cirkel terechtgekomen, waarbij hij geen inkomen had om woonruimte te huren en zonder woonadres geen nieuwe uitkering kon aanvragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de bijstandsuitkering onrechtmatig was, maar oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van deze intrekking dakloos is geworden. Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij al jaren in tenten in het bos woont, omdat hij in de stad door de politie wordt weggejaagd. Dit, in combinatie met informatie uit het dossier, waaronder een brief van de gemeentelijke Ombudsman, doet vermoeden dat verzoeker al voor de intrekking dakloos was. De rechtbank concludeert dat het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/3170
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2021 in de zaak tussen

[naam verzoeker], z.v.w.o.v.p., verzoeker,

gemachtigde: mr. A.L. Kuit,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. J.C. Avedissian.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft verweerder verzocht om vergoeding van immateriële schade die hij heeft geleden doordat verweerder op 7 april 2016 ten onrechte zijn bijstandsuitkering heeft ingetrokken. Omdat verweerder pas na een half jaar zijn uitkering met terugwerkende kracht heeft uitbetaald, kon verzoeker in die periode zijn huur niet betalen. Hierdoor is hij dakloos geworden en in een vicieuze cirkel terecht gekomen. Hij had geen inkomen om woonruimte te huren en zonder woonadres kon hij geen uitkering aanvragen.
2. Vaststaat dat het besluit van verweerder tot intrekking van de bijstandsuitkering van 7 april 2016 onrechtmatig was. Om vast te stellen of eiser recht heeft op schadevergoeding moet eerst worden beoordeeld of verzoeker als gevolg van dat onrechtmatige besluit dakloos is geworden. Verzoeker heeft dat causaal verband niet aannemelijk gemaakt. Op de vraag van de rechtbank waar eiser op of rondom 7 april 2016 woonde, heeft hij ter zitting verklaard dat hij al jaren, en ook op 7 april 2016, in tenten in het bos woont omdat hij in de stad altijd door de politie wordt weggejaagd. Verder blijkt uit het dossier dat de gemeentelijke Ombudsman in haar brief van 11 april 2016 vermeldt dat verzoeker niet meer op zijn bij haar bekende adres bleek te wonen. Daarnaast heeft de voormalige gemachtigde van eiser gesteld, zoals blijkt uit een beslissing op bezwaar van 21 april 2016, dat eiser dakloos is geworden als gevolg van een maatregel die hem op 27 november 2015 is opgelegd. Het vorenstaande doet vermoeden dat eiser al op 7 april 2016 dakloos was. Dat eiser bij besluit van 8 september 2016 met terugwerkende kracht een bijstandsuitkering toegekend heeft gekregen, biedt onvoldoende grond om dit vermoeden te ontzenuwen en aan te kunnen nemen dat eiser op 7 april 2016 woonachtig was op het adres [adres].
3. Het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier
.De uitspraak is in het openbaar gedaan op 3 juni 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.