Uitspraak
[naam verzoeker], z.v.w.o.v.p., verzoeker,
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,
Beslissing
Overwegingen
.De uitspraak is in het openbaar gedaan op 3 juni 2021.
Rechtbank Rotterdam
Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.L. Kuit, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding door de verzoeker, die stelt immateriële schade te hebben geleden door de onrechtmatige intrekking van zijn bijstandsuitkering op 7 april 2016. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij door deze intrekking dakloos is geworden, omdat hij gedurende de periode dat zijn uitkering was ingetrokken, zijn huur niet kon betalen. Hierdoor is hij in een vicieuze cirkel terechtgekomen, waarbij hij geen inkomen had om woonruimte te huren en zonder woonadres geen nieuwe uitkering kon aanvragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de bijstandsuitkering onrechtmatig was, maar oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van deze intrekking dakloos is geworden. Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij al jaren in tenten in het bos woont, omdat hij in de stad door de politie wordt weggejaagd. Dit, in combinatie met informatie uit het dossier, waaronder een brief van de gemeentelijke Ombudsman, doet vermoeden dat verzoeker al voor de intrekking dakloos was. De rechtbank concludeert dat het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.