In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2021, stond de verdachte terecht op verdenking van de verkoop van heroïne en het medeplegen van het voorhanden hebben van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkoop van heroïne, verwijzend naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Keskin, waarbij onvoldoende bewijs aanwezig was om tot een veroordeling te komen. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van ongeveer 3 kilogram heroïne en 284,2 gram cocaïne, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 281 dagen onvoorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, die bijna 5,5 jaar had geduurd, en compenseerde dit door de opgelegde straf te verminderen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, die verband hielden met de handel in harddrugs, en de negatieve impact daarvan op de volksgezondheid en de maatschappij. De verdachte had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en zijn enige doel leek de handel in drugs te zijn geweest. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen telefoons verbeurd, aangezien deze waren gebruikt bij het bewezen verklaarde feit.