In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 10 juni 2020 en liep tot 17 juni 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 14 april 2021 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen. De vader van de kinderen steunde het verzoek, maar gaf aan dat hij het proces te langzaam vond gaan. De moeder was niet verschenen op de zitting, wat de zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen vergrootte.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ernstig wordt bedreigd door de onrustige opvoedomgeving en het gebrek aan adequate hulpverlening. [voornaam minderjarige 1] gaat momenteel niet naar school, wat haar cognitieve ontwikkeling schaadt, terwijl [voornaam minderjarige 2] wel naar speciaal basisonderwijs gaat, maar ook daar zijn zorgen over zijn emotieregulatie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de hulpverlening in een gedwongen kader noodzakelijk is om de kinderen de benodigde ondersteuning te bieden en hun ontwikkeling te waarborgen.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen tot 17 juni 2022, met de beschikking dat deze uitvoerbaar is bij voorraad. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 juni 2021. Belanghebbenden kunnen binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.