ECLI:NL:RBROT:2021:6100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
10-041595-20, 10-098082-20, 10-007794-20 en 10-153850-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en TBS met voorwaarden voor meervoudige strafbare feiten, waaronder bedreiging, stalking, vernieling en mishandeling

Op 11 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van elf strafbare feiten, waaronder bedreiging, stalking, vernieling en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De feiten vonden plaats in de periode van januari 2020 tot juni 2020 en betroffen onder andere het versturen van bedreigende berichten naar meerdere slachtoffers, het vernielen van eigendommen en het overtreden van gedragsaanwijzingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van veertien maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 450 dagen op, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen deze maatregel vereisten, gezien het gevaar voor herhaling van soortgelijke strafbare feiten. De verdachte werd ook veroordeeld tot langdurig toezicht, om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslavingsproblematiek, en concludeerde dat behandeling noodzakelijk was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-041595-20, 10-098082-20, 10-007794-20 en 10-153850-20
Datum uitspraak: 11 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, en zoals de dagvaarding met parketnummer 10-007794-20 op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 7 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van voorarrest;
  • last tot terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden, zoals deze in het reclasseringsadvies van 20 mei 2021 zijn geadviseerd.

4..Waardering van het bewijs

Vrijspraak feit 7 (mishandeling [naam slachtoffer 1] )
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 7 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Uit de aangifte en de verklaring van de verdachte kan niet zondermeer worden vastgesteld of er in voldoende mate sprake is van het voor bewezenverklaring vereiste opzet, dan wel dat sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Om die reden zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 10 (bedreiging [naam slachtoffer 2] )
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat uit de bewijsmiddelen niet de overtuiging volgt dat de verdachte aangever heeft bedreigd door hem een mes te tonen en hem met dat mes achterna te lopen.
De rechtbank heeft die overtuiging wel. De aangever heeft verklaard dat hij de politie had gebeld, omdat hij de verdachte hoorde ruzie maken met een andere buurman. Om de politie op te kunnen vangen ging de aangever alvast de portiekdeur openen waar hij de verdachte aantrof. Vervolgens is de verdachte achter hem aan blijven lopen en heeft de verdachte op enig moment een mes uit zijn broekzak gehaald en daarbij gezegd: ‘kijk wat ik heb!’. Hij wees met dat mes in de richting van de aangever en liet even later het mes op straat vallen. Wanneer de politie ter plaatse komt verklaart de aangever direct tegen de politie dat hij door de verdachte achterna is gezeten met een mes en daarbij overhandigt de aangever een opengeklapt mes. De verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat hij die dag inderdaad een mes bij zich droeg in zijn broekzak en dat hij – na zijn ruzie met de andere buurman – achter de aangever is aangelopen. Hij heeft ook bevestigd dat dit het mes betrof dat door de aangever van de grond is geraapt en aan de politie is overhandigd. De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen het feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 11 en 12 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 10 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 11 en 12 bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte die feiten heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. parketnummer 10-041595-20)
hij op 15 januari 2020 te Rotterdam ,
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2020
gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven
inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met
[naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer 1] ) en/of zich niet mag begeven in de
[straatnaam] ,
door die [naam slachtoffer 1] een bericht te sturen met de volgende inhoud: "Kst.
Uitlokking. Moet ik je gordijn nog maken? Serieus. Ik zocht iemand
anders. Maar mag ik wel de [straatnaam] oversteken. Of hangt daar
Luxaflex. Sry grapje.";
2. ( parketnummer 10-041595-20)
hij op 30 januari 2020 in Nederland
[naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] telkens dreigend
meerdere e-mails te zenden met daarin de volgende tekst:
- " Wat een gekke ouderavond. Maar als zoiets ontploft gen wat gebeurt
er meestal? Want dat er wat kan gebeuren. Echt. Fysieks. Maakt dat ik
herhaal dat ik jullie allemaal vermoord. lig [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4]
." en
- Als jullie het echt allemaal net zo vinden als nu. Ik vermoord jullie
allemaal als ze mijn dochter wat aandoet meer dan dat ze al deed.";
3. ( parketnummer 10-041595-20)
hij op 3 februari 2020 te Bleiswijk, gemeente
Lansingerland
opzettelijk en wederrechtelijk
een telefoon en speelgoed,
die/dat aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 5] toebehoorde,
heeft onbruikbaar gemaakt;
4. ( parketnummer 10-041595-20)
hij op 3 februari 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
zijn moeder, [naam slachtoffer 5] ,
heeft mishandeld door die Wondergem tegen de arm te slaan;
5. ( parketnummer 10-098082-20)
hij op tijdstippen in de periode van 11
januari 2020 tot en met 06 april 2020 te Rotterdam,
telkens opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2020
gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven
inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met
[naam slachtoffer 6]
door die [naam slachtoffer 6] berichten te sturen en berichten
te sturen aan de zoon van die [naam slachtoffer 6] ;
6. ( parketnummer 10-007794-20 feit 1)
hij, op 8 januari 2020 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een gordijn en gordijnrails, dat
/dieaan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft vernield;
8. ( parketnummer 10-007794-20 feit 3)
hij, in de periode van 24 april 2019 tot en met 8 januari
2020 te Rotterdam,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1] ,
door in genoemde periode
- veelvuldig (te weten ongeveer 1079) WhatsApp-berichten aan die [naam slachtoffer 1]
te versturen en
- veelvuldig (te weten ongeveer 989) SMS-berichten aan die [naam slachtoffer 1] te
versturen
met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen en/of vrees aan te jagen;
9. ( parketnummer 10-007794-20 feit 4)
hij, op 12 september 2019 te Valthermond, gemeente Borger-Odoorn
opzettelijk en wederrechtelijk
een auto,
dieaan een ander, te
weten aan [naam slachtoffer 6] toebehoorde,
heeft beschadigd;
10. ( parketnummer 10-153850-20 feit 1)
hij op 11 juni 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door een mes op korte afstand aan die
[naam slachtoffer 2] te tonen en vervolgens daarbij de woorden toe te voegen: 'Kijk wat
ik heb' envervolgens met dat mes achter die [naam slachtoffer 2] aan te lopen;
11. ( parketnummer 10-153850-20 feit 2)
hij op 11 juni 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer 7] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 7] meermalen
tegen het lichaam te duwen en in het gezicht van die [naam slachtoffer 7] te
slaan;
12. ( parketnummer 10-153850-20 feit 3)
hij op 11 juni 2020 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten de Robert Kochplaats
,
een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, Categorie IV onder 7º van de Wet
wapens en munitie
,
te weten een mes
,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
,
heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
4.
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
5.
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
6.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
8.
belaging;
9.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
10.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
11.
mishandeling;
12.
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

Algemene overweging
De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf en maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van ruim een jaar schuldig gemaakt aan elf strafbare feiten. Alle feiten vinden hun oorsprong in het beëindigen van de relatie van de verdachte, problemen over de omgang met en het gezag over zijn dochter, en de spanningen die dit bij de verdachte veroorzaakte. Daarnaast was er sprake van een combinatie van middelengebruik en medicatie.
De verdachte heeft een spoor van vernielingen achtergelaten en heeft meerdere personen in zijn directe omgeving bedreigd, gestalkt, mishandeld en op andere wijze lastiggevallen. Dat zijn ernstige feiten die niet alleen materiële schade hebben opgeleverd, maar ook bij de slachtoffers gedurende langere tijd gevoelens van onrust en onveiligheid hebben veroorzaakt. Dat de verdachte zijn problemen op deze manier dacht op te lossen, valt op geen enkele wijze te rechtvaardigen en dient dan ook bestraft te worden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Psychiater [naam 1] en psycholoog [naam 2] hebben, ieder afzonderlijk, een rapport over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 29 en 31 december 2020. Deze rapporten houden, in onderlinge samenhang en zakelijk weergegeven, het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis, een stoornis in het gebruik van alcohol en een stoornis in het gebruik van anxiolyticum.
Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden ten dele betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Na een motorongeluk is er bij betrokkene een opeenstapeling van negatieve levensgebeurtenissen. Vanwege de kwetsbare persoonlijkheidsstructuur is hij niet in staat hier op een adequate manier op te reageren. Betrokkene legt de oorzaak van zijn problemen buiten zichzelf. Hij voelt zich verlaten en gekrenkt. Betrokkene reageert dwangmatig en rigide en raakt emotioneel overspoeld. Betrokkene ziet geen perspectief meer. Hij is impulsief en heeft problemen met zijn agressieregulatie. Het middelengebruik verhoogt daarnaast de impulsiviteit bij betrokkene. Er zijn aanwijzingen dat de verslavingsproblematiek van betrokkene dermate ernstig is, dat hij niet af heeft kunnen zien van het gebruik. Het middelengebruik kan betrokkene onvoldoende controleren.
Bij de meeste ten laste gelegde feiten wordt er een verband gezien met de persoonlijkheidsproblematiek. Om die reden zijn deze gedragingen, indien bewezen, niet in zijn geheel toe te rekenen, omdat er geen bewuste afweging lijkt te zijn gemaakt, maar betrokkene vanuit zijn problematiek heeft gehandeld. Ook is er geen sprake van volledige ontoerekeningsvatbaarheid, omdat betrokkene de kennis heeft, gezien zijn intelligentie, dat de ten laste gelegde feiten strafbaar zijn en er zijn onvoldoende aanwijzingen dat betrokkene een gestoorde realiteitstoetsing zou hebben ten tijde van de tenlasteleggingen. Daarom is het advies om betrokkene deze feiten, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen. Wat betreft de ten laste gelegde beschadiging van de auto van zijn ex-partner lijkt er sprake te zijn van een meer bewuste actie, waarbij betrokkene tijd heeft gehad om een weloverwogen keuze te maken om tot handelen over te gaan. Geadviseerd wordt dit feit, indien bewezen, licht verminderd toe te rekenen. Ten aanzien van het wapenbezit is het advies om betrokkene dit volledig toe te rekenen, indien bewezen.
Met behulp van instrumenten, observaties en het klinische onderzoek, wordt het recidiverisico op gewelddadig gedrag op de korte, middellange en langere termijn als hoog ingeschat indien de situatie ongewijzigd blijft. Er is ernstige verslavingsproblematiek en een persoonlijkheidsstoornis. De al jaren bestaande duur van de ernstige verslavingsproblematiek is prognostisch een ongunstige factor. Het is bekend dat middelengebruik een ontremmend effect heeft en de impulsiviteit verhoogt. Daarnaast is de persoonlijkheidsstoornis en de daaruit voortkomende beperkingen chronisch van aard. Betrokkene heeft geen ziektebesef en probleembesef. De wens vanuit betrokkene om het contact te herstellen met zijn dochter zou wellicht een beschermende factor, maar tevens een stressor kunnen zijn. Wanneer betrokkene middelen gebruikt versterken de risicofactoren elkaar.
Om het recidiverisico terug te dringen is behandeling nodig gericht op persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van schematherapie. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de impulsregulatieproblematiek en het stalkingsgedrag, in de vorm van het motiveren voor behandeling, aanpakken van rechtvaardiging van zijn gedrag (denkfouten, externaliseren, bagatelliseren) en toepassen van woedewraakprotocol om boosheid te neutraliseren. Ook is behandeling voor verslaving geïndiceerd. Het middelengebruik heeft een luxerende en onderhoudende rol bij impulsregulatieproblematiek. Algehele abstinentie dient te worden nagestreefd. Tevens dient aandacht te worden besteed aan de inbedding, zoals dagbesteding en het versterken van het sociale netwerk. Het (mogelijk herstel van) contact met zijn dochter zal hierin een groot aandeel moeten hebben.
Betrokkene is zelf nauwelijks gemotiveerd voor behandeling, heeft weinig ziekte besef en
dito ziekte inzicht. Eerdere behandelingen werden afgebroken en de begeleiding vanuit de
reclassering functioneerde niet. De combinatie van de persoonlijkheidsproblematiek en verslaving, een opportunistische houding, gebrekkige gewetensfunctie, weinig respons op eerdere behandeling, ontbreken van intrinsieke motivatie en het hardnekkige delictpatroon zorgen ervoor dat TBS met dwangverpleging geïndiceerd is. Betrokkene heeft het hoogste beveiligingsniveau nodig om de behandeling voldoende veilig te kunnen waarborgen.
Op 19 februari 2021 hebben voornoemde deskundigen aanvullend gerapporteerd. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
De inschatting is dat behandeling binnen het kader van een TBS met voorwaarden onvoldoende lang en intensief zal zijn om het recidiverisico voldoende te verlagen. Vanwege het hoge recidiverisico is de kans groot dat betrokkene opnieuw tot delictgedrag zal overgaan, als de behandeling niet voldoende lang en intensief zal zijn. Daarnaast zal betrokkene binnen dit kader mogelijk vrij snel toegang kunnen krijgen tot communicatiemiddelen. De inschatting is dat betrokkene eerst langdurig intensieve behandeling nodig zal hebben om te voorkomen dat hij direct overgaat tot delictgedrag, gezien het hoge risico op stalkingsgevaar. Er dient te worden meegewogen dat bij een oplegging van TBS met voorwaarden, gezien de grote kans op omzetting in een TBS met een bevel tot verpleging, een ernstige vertraging in behandeling het gevolg kan hebben. Naar mening van onderzoekers zal een behandelverplichting in het kader van bijzondere voorwaarde te vrijblijvend zijn voor betrokkene. Indien betrokkene zich niet houdt aan de voorwaarden, zal hij terugkeren naar detentie en vervolgens vrijkomen na het uitzitten van de gevangenisstraf. Dit zal geen bijdrage leveren aan het voorkomen van recidive.
Verwacht wordt dat betrokkene niet in staat zal zijn zich te kunnen conformeren aan voorwaarden. Betrokkene is enkel extern gemotiveerd. Er is geen probleembesef en het vermogen tot zelfreflectie is er nauwelijks. De verwachting is dat zodra er enige behandeldruk op betrokkene zal worden uitgeoefend, betrokkene niet zal meewerken aan deze behandeling.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 mei 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte verblijft sinds 14 mei 2020 in preventieve hechtenis. In de gecontroleerde omgeving van de EZV afdeling van PI de Schie is betrokkene inmiddels beter benaderbaar en beter in staat zijn eigen gedrag te reflecteren ten aanzien van onderhavige feiten. Betrokkene stelt zich open voor behandeling en is volgens de PI al langere tijd abstinent van middelen, hetgeen lijkt te bevestigen dat middelengebruik inderdaad van invloed is geweest op zijn gedrag. Betrokkene verklaart tegenover Reclassering Nederland spijt te hebben van wat er allemaal gebeurd is en uit te kijken naar een behandeltraject aansluitend aan zijn detentie. De inrichtingspsycholoog van PI de Schie waarbij betrokkene onder behandeling is geeft aan dat betrokkene aanvankelijk zijn problematiek externaliseerde, maar dat hier na verloop van tijd een kentering in is gekomen.
De reclassering erkent de ernst van de problematiek als gesteld door het NIFP, maar ziet in
tegenstelling tot het NIFP wel mogelijkheden voor behandeling binnen tbs met voorwaarden. Tbs met voorwaarden is een strikt kader en biedt naar oordeel van Reclassering Nederland voldoende ruimte voor langdurige behandeling in een FPK. Een verbod op moderne communicatiemiddelen kan daarbij als bijzondere voorwaarde worden meegenomen en vrijheden kunnen worden aangehouden als hier op geleide van het beeld aanleiding toe is. Bovendien is er nog niet eerder een poging gewaagd in een kliniek.
Betrokkene erkent tegenover Reclassering Nederland de diagnose als gesteld door het NIFP en ziet in dat hij behandeling nodig heeft. In gesprek met de reclassering wekt hij de indruk intrinsiek gemotiveerd te zijn. Deze indruk wordt bevestigd door de inrichtingspsycholoog van PI de Schie waarbij betrokkene op dit moment onder behandeling is.
De maatregel tbs met voorwaarden met onder andere een verbod op moderne communicatiemiddelen zolang Reclassering dit noodzakelijk acht, is besproken met betrokkene. De behandeling zal zich moeten richten op de persoonlijkheidsstoornis en de stoornis in middelengebruik. Zonder behandeling van de psychische problematiek van betrokkene acht Reclassering Nederland de kans op recidive en het risico op geweld hoog. Een contact en locatieverbod met de slachtoffers is noodzakelijk en moet indien mogelijk gemonitord worden met een enkelband. Ook is van belang dat betrokkene weer een zinvolle dagbesteding weet te vinden waarin hij afleiding vindt en zijn gedachten op een gezonde manier kan reguleren. Betrokkene heeft aangegeven dat hij zich hier geheel in kan vinden.
Ook het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt zonder behandeling van de problematiek als hoog ingeschat. Eerdere schorsingen van preventieve hechtenis hebben herhaaldelijk laten zien dat hij zich zonder behandeling niet aan voorwaarden kan houden. Aanvankelijk externaliseerde betrokkene al zijn problemen, maar nu hij in de gecontroleerde omgeving van de EZV afdeling in PI de Schie meer tot rust is gekomen kijkt hij hier anders op terug en is er sprake van probleembesef. Betrokkene gaat het gesprek aan met zijn omgeving en aanvaardt hulp van professionele hulpverleners. Hij heeft spijt van hetgeen gebeurd is en geeft aan aansluitend aan zijn detentie hulp in de vorm van klinische behandeling nodig te hebben. Hij staat hier nadrukkelijk voor open.
Ook ter zitting heeft de verdachte blijk gegeven van inzicht en heeft hij verklaard bereid te zijn mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door wat ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Straf
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven en de hoeveelheid misdrijven, vindt de rechtbank daarvoor enkel het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast is in aanmerking genomen dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Mede gelet op de tijd die de verdachte volgens de berekening van de rechtbank in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en op het feit dat in het kader van de hierna vermelde maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden nog een kliniek zal moeten worden gezocht waar de verdachte kan worden opgenomen, komt de rechtbank tot een iets langere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.
De ernst van de bewezenverklaarde misdrijven en de hoeveelheid misdrijven, rechtvaardigen een dergelijke straf ook.
De rechtbank acht het raadzaam, gelet op de afdoening van deze zaak, te bepalen dat ten aanzien van het wapenbezit, een overtreding van de Wet wapens en munitie, aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Terbeschikkingstelling
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de deskundigen dat oplegging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen deze maatregel. Dat oordeel is gegrond op de ernst van de bewezen verklaarde misdrijven en het gevaar voor herhaling. In weerwil van het advies van de psychiater en de psycholoog is de rechtbank, met de reclassering, van oordeel dat terbeschikkingstelling met voorwaarden een passende maatregel is en dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen niet eist dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Dit is vooral ingegeven door de houding van de verdachte, die in de loop van de procedure steeds meer blijk heeft gegeven van inzicht en zijn bereidheid om te werken aan zijn problematiek. De reclassering heeft dit ook geconstateerd en zij ziet mogelijkheden om in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden met de verdachte aan de slag te gaan. De verdachte heeft zich bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
Vastgesteld wordt dat de onder 2, 8 en 10 bewezen verklaarde feiten, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Vastgesteld wordt voorts dat deze strafbare feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van die feiten redengevend.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, omdat er gelet op de inhoud van de rapportages rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Maatregel langdurig toezicht
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit de hierboven aangehaalde rapportages blijkt dat sprake is van een gevaar voor herhaling van soortgelijke strafbare feiten. Om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld en worden veroordeeld tot een gevangenisstraf, onder meer wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

[naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd ter zake van de onder 9 en 10 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 864,88 aan materiële schade en de benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van beide vorderingen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, ondanks dat de verdachte heeft verklaard dat hij al een deel van de schade (te weten € 50,-) heeft vergoed. De benadeelde partij [naam benadeelde 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in verband met de door de verdediging bepleite vrijspraak.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de onderbouwing voor het gevorderde bedrag ontbreekt. De vordering kan alsnog bij de civiele rechter worden aangebracht.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 9 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 september 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 864,88, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 57, 62, 184a, 285, 285b, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 7 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 12 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10 en 11 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 450 (vierhonderdvijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
algemeen:
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
en voorts:
de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
zich melden op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
meewerken aan huisbezoeken;
de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
zich niet vestigen op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
meewerken aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een FPK of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de behandelaren dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de ter beschikking gestelde laat zich na zijn klinische opname behandeling ambulant behandelen bij een ambulante forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en de behandelinstelling dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
de ter beschikking gestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 6] , geboren [geboortedatum slachtoffer 6] te [geboorteplaats slachtoffer 6] , zolang het Openbaar Ministerie en of reclassering dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
de ter beschikking gestelde bevindt zich zolang als Reclassering Nederland dit noodzakelijk vindt niet op de volgende locatie: de gehele [straatnaam] ;
de ter beschikking gestelde werkt zolang als Reclassering Nederland dit noodzakelijk vindt mee aan elektronische monitoring als extra controle op het nakomen van het contact en locatieverbod;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan een verbod op moderne communicatiemiddelen zoals een smartphone, een laptop en een pc, zolang als Reclassering Nederland dit noodzakelijk vindt;
de ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol en geen verdovende middelen en werkt mee aan controle op dit alcohol- en drugsverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). Daarnaast werkt de ter beschikking gestelde mee aan eventuele interventies bij een terugval;
de ter beschikking gestelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door het IFZ. Het verblijf start aansluitend op zijn klinische traject. Het verblijf duurt zolang als de reclassering nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de ter beschikking gestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende dagbesteding;
de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden en werkt indien door reclassering nodig geacht wordt middels budgetbeheer mee aan het aflossen van schulden.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 864,88 (zegge: achthonderdvierenzestig euro en achtentachtig cent), aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen
€ 864,88(hoofdsom,
zegge: achthonderdvierenzestig euro en achtentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 864,88 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
17 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. parketnummer 10-041595-20)
hij op of omstreeks 15 januari 2020 te Rotterdam en/of te Bleiswijk,
althans in Nederland,
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2020
gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven
inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met
[naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer 1] ) en/of zich niet mag begeven in de
[straatnaam] ,
door die [naam slachtoffer 1] een bericht te sturen met de volgende inhoud: "Kst.
Uitlokking. Moet ik je gordijn nog maken? Serieus. Ik zocht iemand
anders. Maar mag ik wel de [straatnaam] oversteken. Of hangt daar
Luxaflex. Sry grapje.";
2. ( parketnummer 10-041595-20)
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Bergschenhoek, gemeente
Lansingerland en/of te Bleiswijk, althans in Nederland,
[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] (telkens) dreigend
een of meerdere e-mail(s) te zenden met daarin de volgende tekst:
- " Wat een gekke ouderavond. Maar als zoiets ontploft gen wat gebeurt
er meestal? Want dat er wat kan gebeuren. Echt. Fysieks. Maakt dat ik
herhaal dat ik jullie allemaal vermoord. lig [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4]
." en/of
- Als jullie het echt allemaal net zo vinden als nu. Ik vermoord jullie
allemaal als ze mijn dochter wat aandoet meer dan dat ze al deed.",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3. ( parketnummer 10-041595-20)
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te Bleiswijk, gemeente
Lansingerland
opzettelijk en wederrechtelijk
een telefoon en/of speelgoed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 5] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4. ( parketnummer 10-041595-20)
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
zijn moeder, [naam slachtoffer 5] ,
heeft mishandeld door die Wondergem tegen de arm te slaan/stompen;
5. ( parketnummer 10-098082-20)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11
januari 2020 tot en met 06 april 2020 te Rotterdam, althans in
Nederland,
(telkens) opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van
strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2020
gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven
inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met
[naam slachtoffer 6]
door die [naam slachtoffer 6] een of meer berichten te sturen en/of berichten
te sturen aan de zoon van die [naam slachtoffer 6] ;
6. ( parketnummer 10-007794-20 feit 1)
hij, op of omstreeks 8 januari 2020 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een gordijn en/of gordijnrails, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
7. ( parketnummer 10-007794-20 feit 2)
hij, op of omstreeks 8 januari 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) een deur tegen het
hoofd, althans tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] (dicht) te
gooien/slaan;
8. ( parketnummer 10-007794-20 feit 3)
hij, in of omstreeks de periode van 24 april 2019 tot en met 8 januari
2020 te Rotterdam,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1] ,
door in genoemde periode
- veelvuldig (te weten ongeveer 1079) WhatsApp-berichten aan die [naam slachtoffer 1]
te versturen en/of
- veelvuldig (te weten ongeveer 989) SMS-berichten aan die [naam slachtoffer 1] te
versturen
met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen;
9. ( parketnummer 10-007794-20 feit 4)
hij, op of omstreeks
12september 2019 te
Valthermond, gemeente Borger-Odoorn
opzettelijk en wederrechtelijk
een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan [naam slachtoffer 6] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
10. ( parketnummer 10-153850-20 feit 1)
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op korte afstand aan die
[naam slachtoffer 2] te tonen en/of (vervolgens) daarbij de woorden toe te voegen: 'Kijk wat
ik heb' en/of (vervolgens) met dat mes achter die [naam slachtoffer 2] aan te lopen;
11. ( parketnummer 10-153380-20 feit 2)
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer 7] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal
tegen het lichaam te duwen en/of in het gezicht van die [naam slachtoffer 7] te
stompen/slaan;
12. ( parketnummer 10-153380-20 feit 3)
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten de Robert Kochplaats
(een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2, lid 1, Categorie IV onder 7º van de Wet
wapens en munitie
te weten een mes
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen.