Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Inleiding
4..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van de op de ABN- en ING-bankrekeningen van [naam verdachte]
5..Geldigheid dagvaarding
–gelezen tegen de achtergrond van de inhoud van het dossier
–voldoende feitelijk en moet voor de verdachte voldoende duidelijk en begrijpelijk zijn geweest. Uit de tenlastelegging volgt welke strafrechtelijke verwijten worden gemaakt. Aan eventuele tekstuele of andere onvolkomenheden zouden mogelijk bij de vraag of sprake is van te bewijzen en te kwalificeren feiten consequenties kunnen worden verbonden, maar deze doen in dit geval geen wezenlijke afbreuk aan de begrijpelijkheid van de verdenkingen. De verdachte heeft zich op basis van de tenlastelegging dus adequaat kunnen verdedigen.
6..Ontvankelijkheid officier van justitie (rechtsmacht)
7..Vrijspraak witwassen
–uit criminele activiteiten verkregen
–geld. Met
offshorevennootschappen en
loanback-constructies alsmede het contant storten van gelden werd een
paper trailvoorkomen en werden herkomst en rechthebbende verborgen gehouden. Verder was de constructie met Limiteds in Gibraltar en op de BVI (Britse Maagdeneilanden) en later met een Liberiaanse LLC, zo opgezet dat niet te achterhalen zou zijn dat [naam medeverdachte 1] de UBO was.
–al vanaf de jaren 70
–legale inkomsten had. Hiervoor heeft het onderzoek onvoldoende gegevens opgeleverd. Het is voorts onaannemelijk dat de ingewikkelde anonieme structuur met Limiteds via landen die bekend staan om de anonimiteit van de UBO, bedoeld is geweest om het geld af te schermen van andere erfgenamen van [naam medeverdachte 1] , zoals [naam verdachte] op zitting heeft verklaard. [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] hebben hierbij assistentie gehad van Peter [naam medeverdachte 3] en Anette [naam medeverdachte 2] .
Daarmee lijkt de officier op twee gedachten te hinken. Het is echter van tweeën één: ófwel een concreet gronddelict wordt opgevoerd omdat het kan worden bewezen, ófwel het is niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen; en dan is de vraag welke betekenis die vermelding heeft. In het laatste geval komt een grotere nadruk te liggen op de bewijsbaarheid dan wel aannemelijkheid van de overige feiten en omstandigheden die in onderlinge samenhang het ontbreken van een legale herkomst zouden kunnen onderbouwen.
Ook voor wat betreft de herkomst van het vermogen, heeft de officier van justitie niet een geheel eenduidig standpunt ingenomen. Pas in een laat stadium van de behandeling heeft het openbaar ministerie aangegeven er van uit te gaan dat sprake is van (uit misdrijf afkomstig) geld van [naam verdachte] , en niet van [naam medeverdachte 1] , zonder evenwel voldoende duidelijk de (uit de gepresenteerde omstandigheden volgende) suggestie weg te nemen dat de gelden die volgens het openbaar ministerie zijn witgewassen tenminste ten dele afkomstig zijn van (crimineel vermogen van) [naam medeverdachte 1] .
–verklaard dat de opgegeven inkomsten van [naam coffeeshop] wel degelijk kloppen en dat de officier van justitie uitgaat van de onjuiste bevindingen van een destijds door de gemeente [naam gemeente] uitgevoerd onderzoek naar drugstoerisme.
Maar ik ging wel overal heel de wereld heen 't lood wegbrengen. Ik zeg, heb je me dan niet benut? Hij zegt, ja maar je vergeet een ding. Dat ik daar in die [naam coffeeshop] stond te snijen. Dat dat geld bracht”. Anders dan in het zaaksdossier witwassen als bevinding is opgenomen [10] , blijkt hieruit niet dat [naam medeverdachte 1] heeft aangegeven dat hij het wegbrengen van ‘lood’ (geld) voor zijn zoon [naam verdachte] heeft gedaan, in elk geval niet in de zin dat het geld van [naam verdachte] afkomstig zou zijn geweest. Deze passage uit het tapgesprek valt in de door [naam verdachte] gegeven toelichting immers evenzeer te passen in het scenario dat het ging over geld dat uiteindelijk voor hem (als erfgenaam) bestemd was. Dat [naam verdachte] tegen zijn vader zou hebben gezegd dat het “zijn” geld is, dient volgens hem niet in de letterlijke zin te worden opgevat. Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij hiermee bedoeld heeft te zeggen dat hij aanspraak maakt op het geld van zijn vader na diens overlijden.
Daar [naam medeverdachte 1] niet als verdachte werd aangemerkt, lijkt het niet aannemelijk dat het beschikbare contante geld afkomstig is van deze fraude”.
paper trail. Er zijn aanwijzingen in de afgeluisterde gesprekken dat [naam medeverdachte 1] , in de laatste fase van de ten laste gelegde periode ook in gesprekken met [naam verdachte] , zocht naar mogelijkheden van anonimiteit in verband met veranderende fiscale wetgeving in Europa [25] en dus niet alleen om zijn vermogen voor zijn familie verborgen te houden [26] . Maar evenzeer kan sprake zijn van een zogenaamde ‘belastingvlucht’ of ‘belastingontwijking’, waarbij de constructie via buitenlandse rechtspersonen kan dienen om onder een fiscaal gunstiger klimaat te vallen. In geval van belastingontwijking is niet zonder meer sprake van illegaal handelen, ook indien het gaat om ‘belastingtechnisch’ verhuizen waarop [naam medeverdachte 1] in een gesprek met een belastingadviseur en in verschillende andere gesprekken lijkt te duiden [27] . De verdediging heeft gesteld dat [naam medeverdachte 1] voor de belastingplichtige bedrijven in Nederland, Spanje en Duitsland altijd aan alle fiscale verplichtingen heeft voldaan, en zelf niet belastingplichtig was in Nederland [28] . Wat hiervan zij, in het dossier is niet, laat staan met voldoende mate van zekerheid, vastgesteld dat van (strafbare) belastingontduiking sprake is, zodat dit als gronddelict niet in aanmerking komt.
In de lijn van het voorgaande moet ook worden vastgesteld dat betrekkelijk weinig historische gegevens, zoals administratie en/of fiscale aanslagen, voorhanden zijn die (in ontlastende zin) van belang hadden kunnen zijn voor de verdachte. Voor zover aangenomen kan worden dat dit is toe te rekenen aan [naam medeverdachte 1] , is ook dit een omstandigheid die niet eenzijdig in het nadeel van de verdachte mag uitpakken. Een en ander komt hierna nader aan de orde.
[ afbeelding tabel met informatie verdachte en medeverdachten]
8..In beslag genomen voorwerpen
9..Bijlagen
10..Beslissing
- gelast de teruggave aan verdachte van: