ECLI:NL:RBROT:2021:6096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
ROT 20/1655
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de APV Dordrecht met betrekking tot inbrekerswerktuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht. De eiser had een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege het vervoeren van inbrekerswerktuigen, zoals vastgelegd in artikel 2:44 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Dordrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 23 november 2019 door de politie is aangehouden voor inbraak, waarbij inbrekerswerktuigen zijn aangetroffen in een voertuig dat aan de eiser toebehoorde. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de aangetroffen voorwerpen en de omstandigheden van de aanhouding voldoende bewijs vormden voor de overtreding van de APV. De rechtbank oordeelde dat de eiser terecht als overtreder is aangemerkt en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. N. Roos
en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, verweerder,

gemachtigde: mr. A.C.M. Geerts

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 10 maart 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Nadat geen van partijen heeft aangegeven ter zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Artikel 2:44 van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht (APV) luidt:
“Vervoer inbrekerswerktuigen
1. Het is verboden op een openbare plaats enig voorwerp of middel te vervoeren of voorhanden te hebben, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw, winkel of erf te verschaffen, op onrechtmatige wijze sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
2. Het is verboden op een openbare plaats een voorwerp, dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken, te vervoeren of voorhanden te hebben.
3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in het betreffende lid bedoelde voorwerpen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de daar bedoelde handelingen.”
2.1.
In een bestuurlijke rapportage van de Politie eenheid Rotterdam van 10 februari 2020 (bestuurlijke rapportage) is onder meer vermeld dat eiser op 23 november 2019 door de politie is aangehouden voor inbraak in een vrachtwagentrailer waarbij een betonschaar is gebruikt die werd aangetroffen in een witte Renault bus. De inbraak is aan de meldkamer gemeld door een medewerker van de Penitentiaire Inrichting Dordrecht Kerkeplaat te Dordrecht (P.I.). Op de bewakingsbeelden was te zien dat er door twee personen werd ingebroken in een vrachtwagen. De medewerker zag dat één persoon op de uitkijk stond en dat de andere persoon een voorwerp uit de Renault pakte. Vervolgens zag de medewerker dat één persoon met een grote kniptang liep en dat er werd ingebroken in een oranje container die op een vrachtwagen stond. In de Bestuurlijke rapportage wordt verder vermeld dat politieambtenaren een onderzoek hebben verricht in de witte Renault bus. In het voertuig werden twee gereedschapskisten aangetroffen en een zwarte koffer met diverse gereedschappen waaronder een rode betonschaar. Ook werd in de Renault bus het rijbewijs van eiser aangetroffen. Op de plaats waar eiser is aangehouden zijn zwarte handschoenen en een bivakmuts aangetroffen.
2.2.
Vervolgens heeft verweerder aan eiser bij het primaire besluit de last opgelegd om overtreding van artikel 2:44, eerste lid, van de APV te beëindigen en beëindigd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per overtreding met een maximum van
€ 10.000,-.
3. In het bestreden besluit is onder meer overwogen dat, gelet op de aard van de aangetroffen voorwerpen, de combinatie van de aangetroffen voorwerpen, het tijdstip waarop, de plaats waar, en de omstandigheden waarin eiser is aangetroffen, het voldoende aannemelijk is dat het om inbrekerswerktuigen gaat en dat eiser terecht als overtreder van artikel 2:44 van de APV is aangemerkt.
4. Eiser voert in beroep aan dat verweerder niet heeft bewezen dat hij overtreder is in de zin van artikel 2:44, eerste lid, van de APV. Hij heeft namelijk geen inbrekerswerktuigen vervoerd. Verder voert eiser aan dat hij het niet in zijn macht heeft om aan de last te voldoen, omdat de betonschaar noch het voertuig waarmee deze zou zijn vervoerd van hem zijn.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Uit de feiten zoals gerelateerd in de bestuurlijke rapportage blijkt dat inbrekerswerktuigen als bedoeld in artikel 2:44, eerste lid, van de APV zijn aangetroffen en dat eiser deze werktuigen heeft vervoerd dan wel voorhanden heeft gehad. Eiser moet daarom als pleger of medepleger van overtreding van artikel 2:44, eerste lid, van de APV worden aangemerkt. Bij deze beoordeling is mede van belang geacht dat de camerabeelden bevestiging vinden in de aangetroffen werktuigen, het rijbewijs van eiser in de witte Renault bus is aangetroffen, eiser rond middernacht op een industrieterrein tussen geparkeerde vrachtwagens is aangetroffen en is aangehouden wegens diefstal met braak, en eiser niet heeft weersproken dat hij 133 keer is geregistreerd voor vermogensdelicten, waarvan het merendeel van de misdrijven diefstal uit/vanaf andere voertuigen dan wel personenauto's betreft. Hetgeen eiser aanvoert geeft geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Niet valt in te zien dat eiser het niet in zijn macht zou hebben om geen inbrekerswerktuigen meer te vervoeren of voorhanden te hebben op een openbare plaats in de gemeente Dordrecht.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 25 juni 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.