Op 10 mei 2021 vond in de Rechtbank Rotterdam een openbare terechtzitting plaats onder leiding van politierechter R.A.F. Gerding. De verdachte, die niet aanwezig was, werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. A. Heida. De zaak betrof beschuldigingen van mishandeling van twee slachtoffers, mevrouw [naam slachtoffer 1] en de heer [naam slachtoffer 2]. De raadsvrouw merkte op dat het procesdossier ontbrak in het digitale dossier, wat haar verdediging ernstig belemmerde. Ondanks herhaalde verzoeken had zij het dossier niet ontvangen, wat leidde tot een verzoek om vrijspraak van de verdachte.
De officier van justitie erkende dat er problemen waren met de verstrekking van het procesdossier en vroeg om aanhouding van de zaak om het dossier te completeren. De politierechter besloot echter dat de zaak niet kon worden aangehouden, omdat het openbaar ministerie de zaak niet tijdig had ingetrokken en de verdediging niet in staat was geweest om zich adequaat voor te bereiden. De politierechter oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de ten laste gelegde feiten, en sprak de verdachte vrij van beide beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij, mevrouw [naam slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken.
De politierechter benadrukte dat het ontbreken van het procesdossier een ernstige tekortkoming was die de rechtsgang had beïnvloed. De uitspraak onderstreept het belang van een volledig en tijdig procesdossier voor een eerlijke rechtsgang. De politierechter concludeerde dat zelfs als het proces-verbaal van de politie beschikbaar was geweest, de uitkomst van de zaak niet anders zou zijn geweest.