In deze zaak vordert de stichting Waterweg Wonen, een woningcorporatie, ontruiming van een woonwagenstandplaats die door de gedaagde zonder recht of titel is ingenomen. De gedaagde, die eerder op dezelfde locatie woonde, heeft op een ontmantelde standplaats een woonwagen geplaatst en stelt dat hij dit doet om aandacht te vragen voor het gebrek aan woonwagenbeleid in de gemeente Vlaardingen. De rechtbank oordeelt dat Waterweg Wonen voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat de gedaagde inbreuk maakt op haar eigendomsrecht. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van Waterweg Wonen bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde om de standplaats te behouden. De rechtbank wijst de vordering tot ontruiming toe en bepaalt dat de gedaagde binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de standplaats moet ontruimen. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Waterweg Wonen.