Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2. De vaststaande feiten
3..Het geschil in conventie
4..Het geschil in reconventie
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021, heeft eiser [persoon A] een vordering ingesteld tegen gedaagde [bedrijf B] in het kader van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een tuinhuis. De overeenkomst, gesloten op 10 december 2019, betrof de realisatie van een houten overkapping met berging. Eiser heeft gesteld dat [bedrijf B] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door niet alle materialen te leveren en gebreken in de uitvoering van het werk. Eiser heeft diverse stappen ondernomen, waaronder het sturen van ingebrekestellingen en het leggen van beslag op de bankrekening van [bedrijf B]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [bedrijf B] niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de overeenkomst, wat heeft geleid tot schade voor eiser. De rechtbank heeft de vordering van eiser tot schadevergoeding en betaling van openstaande bedragen toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en proceskosten. In reconventie heeft [bedrijf B] een vordering ingesteld tot betaling van de slottermijn, maar deze is afgewezen omdat er geen sprake was van een deugdelijke oplevering. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de gemaakte kosten en schade, en heeft [bedrijf B] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 5.266,47, vermeerderd met rente en kosten.