4.9[verzoekster] acht het haar betaalde bedrag aan transitievergoeding, € 3.125,- niet juist.
[verweerster] had volgens haar moeten uitgaan van het bruto uurloon, vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand, of, wanneer geen of een wisselende arbeidsduur is overeengekomen, het bruto uurloon, vermenigvuldigd met het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand in de twaalf maanden die voorafgingen aan het einde van de arbeidsovereenkomst.
Er was, zo stelt zij, sprake van wisselende arbeidsduur omdat zij in dag- en nachtdiensten werkzaam was, namelijk 20 tot 47 uur per week. Zij beroept zich op het rechtsvermoeden van artikel 7:610 BW.
[verweerster] heeft erop gewezen dat met [verzoekster] een vaste en gegarandeerde arbeidsduur is overeengekomen van 128 uur per maand. Er is volgens haar dus geen sprake van een overeengekomen wisselende arbeidsduur. Zij verwijst naar artikel 11 van haar CAO, waaruit blijkt dat een meer- en minderurensystematiek wordt toegepast.
Ook voert zij aan dat zij, naar de tekst van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding, geen transitievergoeding had hoeven te betalen, omdat [verzoekster] op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigde, 3 december 2017, al bijna een jaar geen recht meer had op loon. Zij is echter, onverplicht, uitgegaan van het loon dat [verzoekster] zou hebben ontvangen wanneer zij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. Op die basis is de transitievergoeding berekend. Daarbij is uitgegaan van het loon van [verzoekster] dat gold toen de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werd aangegaan: € 1.068,31 bruto. Het was echter beter geweest uit te gaan van het loon van het moment waarop [verzoekster] arbeidsongeschikt werd: € 1.091,36 bruto. Het verschil is € 65,- bruto en als [verzoekster] dat wenst zal zij haar dat nog nabetalen, aldus [verweerster].
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Artikel 2 lid 1 onder a van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding bepaalt:
“Voor de toepassing van artikel 668, derde lid en artikel 673,tweede lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt onder loon verstaan: het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand, of, indien geen of een wisselende arbeidsduur is overeengekomen, het bruto uurloon vermenigvuldigd met het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand:
a. in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt;
(…)
[verzoekster] is met [verweerster] een vaste arbeidsduur van 128 uur per periode van 4 weken overeengekomen, zoals blijkt uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst. Blijkens artikel 11 van haar CAO (hiervoor weergegeven onder 2.3) kunnen de te werken uren fluctueren en hanteert [verweerster] een meer- en minderurensystematiek. Meer- en minderuren worden per periode van 1 dienstjaar gesaldeerd, en wanneer blijkt dat de werknemer over die periode minder uren heeft gemaakt dan de overeengekomen arbeidsduur per periode van 4 weken, dan volgt nabetaling ter hoogte van het verschil tussen de gewerkte uren en de overeengekomen arbeidsduur. Anders dan [verzoekster] stelt is dus met haar geen wisselende arbeidsduur overeengekomen.
Ingevolge artikel 2 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding wordt voor de toepassing van de transitievergoeding onder loon verstaan het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.
[verweerster] heeft [verzoekster] na haar ziekmelding op 11 december 2013, het loon drie jaar doorbetaald, tot 7 december 2016.
In de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst, dus van 3 december 2016 tot 3 december 2017, gold, op enkele dagen na, een opzegverbod voor [verweerster] omdat [verzoekster] zwanger was. [verzoekster] heeft in die periode niet gewerkt en had ook geen aanspraak op loon.
[verweerster] is, onverplicht, ten gunste van [verzoekster] uitgegaan van 100% van het laatstgenoten loon van [verzoekster] voordat zij arbeidsongeschikt werd.
De berekening van de transitievergoeding is, een klein verschil daargelaten, juist.
[verweerster] heeft bij verweerschrift nog nabetaling van € 65,- bruto aangeboden als [verzoekster] daarop prijs zou stellen. [verzoekster] is bij brief van 7 oktober 2020 in de gelegenheid gesteld daarop te reageren, maar heeft dat niet gedaan. Voor de kantonrechter is er dan geen taak meer op dit punt(je).
De vordering tot nabetaling is niet toewijsbaar.
nabetaling van € 310,45, aan 35 niet verloonde vakantie-uren (verzoek onder E)