ECLI:NL:RBROT:2021:6011

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
71/063778-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van witwassen na onvoldoende bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht over het geld

In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], wonende te [adres verdachte], heeft de rechtbank Rotterdam op 28 juni 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. de Pree. De officier van justitie, mr. C.A.M. van den Brand, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van zestien maanden. De tenlastelegging betrof het medeplegen van witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, dat op 5 maart 2021 in Schiedam werd aangetroffen in twee voertuigen, een Iveco Daily en een Opel Insignia. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op die datum een observatie plaatsvond waarbij de verdachte en zijn vader, medeverdachte [naam medeverdachte 2], betrokken waren. De verdachte was in de Opel Insignia, terwijl zijn vader de Iveco bestuurde. Na observatie werden beide voertuigen aangehouden en werd in totaal € 1.099.870,00 aan contant geld aangetroffen.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte wetenschap had van het geld en dat hij samen met zijn vader handelde. De verdediging betwistte dit en stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de illegale activiteiten van zijn vader en dat hij geen beschikkingsmacht had over het geld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte wist wat er aan de hand was en dat zijn rol niet meer omvatte dan het vergezellen van zijn vader. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van het witwassen, omdat er geen bewijs was van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn vader. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van de tenlastelegging, en de rechtbank verklaarde dat de feiten niet bewezen waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 71/063778-21
Datum uitspraak: 28 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
gemachtigd raadsman mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.A.M. van den Brand heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Inleiding
Op 5 maart 2021 is er informatie binnengekomen bij de TCI dat in een Iveco Daily met Turks kenteken [kentekennummer 1] en in een Opel Insignia met Duits kenteken [kentekennummer 2] vermoedelijk een grote hoeveelheid geld aanwezig is. Door een observatieteam werd gezien dat de Iveco Daily op 5 maart 2021 rond 19.00 uur op het Stationsplein in Schiedam stond. Even later arriveerde de Opel Insignia op het Stationsplein en werd daar geparkeerd. De bestuurder stapte uit de auto, maakte een aantal foto's van de omgeving met zijn mobiele telefoon en nam weer plaats in de Opel. In de Opel zat op dat moment een bijrijder. Enkele minuten later kwam een man aangelopen, die op de achterbank van de Opel plaatsnam. De Opel verliet vervolgens het Stationsplein en reed de beveiligde parkeergarage van een appartementencomplex aan [adres] binnen.
Twintig minuten later verliet de Opel Insignia, met daarin twee personen, de parkeergarage en reed de auto weer naar het Stationsplein in Schiedam, daar parkeerde de Opel rond 20.00 uur naast de Iveco-bestelbus. De bestuurder van de Opel maakte contact met de bestuurder van de bestelbus. Samen liepen zij naar de Opel en pakte de bestuurder van de Opel een bigshoppertas van de achterbank en overhandigde deze aan de bestuurder van de Iveco. De bestuurder van de Iveco plaatste de tas daarop in de laadruimte van de Iveco. Beide auto's vertrokken daarop. Hierop is de inzittende van de Iveco Daily omstreeks 20.20 uur aangehouden en zijn de inzittenden van de Opel Insignia, omstreeks 20.30 uur, aangehouden. Na de aanhouding van de verdachten werd in de twee voertuigen een totaal bedrag van € 1.099.870,00 aan contant geld aangetroffen en in beslag genomen.
In de laadruimte van de Iveco werd een bigshoppertas aangetroffen met daarin € 600.040,= in contanten. De bestuurder van de Iveco is de medeverdachte [naam medeverdachte 1].
In een verborgen ruimte in het middenconsole van de Opel Insignia werden meerdere pakketten met contant geld aangetroffen. In totaal is het bedrag € 499.870,=. De bestuurder van de Opel is medeverdachte [naam medeverdachte 2], de bijrijder is zijn zoon de verdachte [naam verdachte].
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en feit 2 kunnen worden bewezen. Voor het bewijs heeft zij gewezen op het proces-verbaal van observatie, het proces-verbaal betreffende het forensisch onderzoek aan de Opel Insignia, het proces-verbaal betreffende het aantreffen van het geld in de verborgen ruimte van de Opel Insignia, het proces-verbaal betreffende de camerabeelden van het appartementencomplex, de verklaring van [naam medeverdachte 1], de verklaringen van [naam medeverdachte 2], alsmede op het bericht dat [naam medeverdachte 2] naar zijn opdrachtgever heeft gestuurd dat hij iemand meeneemt, het aantreffen van het token in de fouillering van de verdachte [naam verdachte] en de verklaring van de verdachte [naam verdachte].
4.1.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 1 en feit 2 dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het geld in de auto, noch dat hij de beschikkingsmacht over het geld heeft gehad. Uit het dossier is voorts niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zijn vader.
4.1.4.
Beoordeling
De rechtbank heeft in het vonnis van heden ten aanzien van medeverdachte [naam medeverdachte 2] bewezen geacht dat [naam medeverdachte 2] op 5 maart 2021 naar Schiedam is gereden en daar een geldbedrag van € 1.099.870,00 heeft opgehaald. Voorafgaand aan de rit is aan [naam medeverdachte 2] een auto met een verborgen ruimte ter beschikking gesteld en zijn hem instructies gegeven. [naam medeverdachte 2] wist wat hij in Nederland zou gaan doen. De verdediging heeft verklaard dat de verdachte met zijn vader is meegegaan naar Nederland, maar dat hij niet wist dat zijn vader zich met illegale praktijken inliet. Pas in de parkeergarage realiseerde de verdachte wat er gebeurde en kon hij zich niet distantiëren.
De rechtbank oordeelt dat uit het dossier niet blijkt dat de rol van de verdachte meer heeft omvat dan het vergezellen van zijn vader in de auto naar Schiedam. Er kan niet worden vastgesteld dat de verdachte van te voren wist wat er ging gebeuren en evenmin dat hij beschikkingsmacht over het geld heeft gehad. Het optreden van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig gewicht dat dit als medeplegen kan worden gekwalificeerd. Medeplichtigheid is niet (subsidiair) ten laste gelegd. De verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1. en 2. tenlastegelegde.
4.1.5.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mr. D. van Dooren en mr. F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Alleen de voorzitter is in staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 maart 2021 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
één of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van 600.040 euro, althans enig
geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad, en/of overgedragen en/of
omgezet,
terwijl hij, verdachte en/of een van zijn mededaders wist(en), of althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 5 maart 2021 te Schiedam, en/of Terheijden, gemeente
Drimmelen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
één of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van 499.830 euro, althans enig
geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of de verplaatsing heeft verborgen
terwijl hij, verdachte en/of een van zijn mededaders wist(en), of althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)