Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de door [eiser] toegezonden nadere producties;
- de door partijen toegezonden pleitaantekeningen.
2..De feiten
(…)”
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als '[eiser]', en zijn werkgever, AmSpec B.V. De werknemer had op 22 maart 2021 zijn arbeidsovereenkomst met AmSpec opgezegd en wilde per 1 juni 2021 in dienst treden bij een concurrent, aangeduid als '[naam bedrijf]', als Regional Product Manager ARA. AmSpec hield de werknemer aan het concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst, dat hem verbood om gedurende een jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor een concurrerende onderneming te werken zonder toestemming van de werkgever.
De werknemer vorderde in kort geding schorsing van het concurrentiebeding, omdat hij van mening was dat het beding niet geldig was. Hij voerde aan dat de arbeidsovereenkomst niet op de juiste wijze schriftelijk was overeengekomen en dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen door AmSpec, waardoor de arbeidsovereenkomst was geëindigd. De kantonrechter oordeelde echter dat het concurrentiebeding geldig was en dat de werknemer aan het beding gebonden bleef. De kantonrechter overwoog dat de werknemer voldoende bewust was van de bedingen die hij was aangegaan en dat hij zelf het initiatief had genomen om zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen met het doel om bij een concurrent in dienst te treden.
De kantonrechter concludeerde dat AmSpec een gerechtvaardigd belang had bij handhaving van het concurrentiebeding, omdat de werknemer specifieke kennis en knowhow had opgedaan die de concurrentiepositie van AmSpec zou kunnen schaden. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.