In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling. Verzoekster had op 1 december 2020 een verzoek ingediend om een tweetal schuldeisers, Defam Plus B.V. en de gemeente Rotterdam, te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldeisers, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen zijn ter zitting op 21 januari 2021. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden die voorzag in een betaling van 1,86% aan de preferente schuldeisers en 0,93% aan de concurrente schuldeisers, gebaseerd op een schuldenlast van € 176.008,91. Echter, ter zitting bleek dat de schuldenlast uiteindelijk € 172.261,17 bedroeg, wat resulteerde in een onbetrouwbaar aanbod.
De rechtbank oordeelde dat het aanbod niet goed en betrouwbaar was gedocumenteerd. De schuldeisers waren niet geïnformeerd over de gestegen schuldenlast en het lagere percentage dat als gevolg daarvan aan hen kon worden uitbetaald. Bovendien was niet aannemelijk gemaakt dat verzoekster het uiterste had aangeboden. De rechtbank concludeerde dat het belang van Defam, die een aanzienlijk aandeel in de totale schuldenlast vertegenwoordigde, zwaarder woog dan de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers. Daarom werd het verzoek om Defam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.