ECLI:NL:RBROT:2021:596
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de termijn van de schuldsaneringsregeling en beoordeling van toerekenbaarheid van boedelachterstand en nieuwe schulden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2021 uitspraak gedaan over de wijziging van de termijn van de schuldsaneringsregeling voor de schuldenaren [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren een boedelachterstand hebben van € 816,92 en nieuwe schulden bij de Belastingdienst van € 1.040,00. De bewindvoerder heeft op 9 november 2020 verslag uitgebracht over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, waarna de rechtbank op 15 januari 2021 de zaak heeft behandeld. Tijdens de zitting zijn de schuldenaren, hun beschermingsbewindvoerder en hun advocaat verschenen. De advocaat heeft betoogd dat de boedelachterstand en nieuwe schulden niet toerekenbaar zijn aan de schuldenaren, omdat zij een beschermingsbewindvoerder hebben die hen had moeten behoeden voor deze situatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling aan de schuldenaren kunnen worden toegerekend, ondanks hun psychische klachten en de rol van de beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft besloten om de termijn van de schuldsaneringsregeling met zes maanden te verlengen, zodat de schuldenaren de kans krijgen om de boedelachterstand en nieuwe schulden in te lossen. Gedurende deze verlenging zijn de schuldenaren slechts de minimale maandelijkse boedelbijdrage verschuldigd, en de informatieverplichting is beperkt tot het inlopen van de achterstand en nieuwe schulden.