ECLI:NL:RBROT:2021:5923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
619267 / HA RK 21-616
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2021 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Veldman, advocaat te Amsterdam. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. W.P.M. Jurgens, rechter in de rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van een eerdere zitting op 28 mei 2021. Tijdens deze zitting had de rechter een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld met betrekking tot een besluit van de burgemeester van een gemeente. De gemachtigde van verzoeker stelde dat hij geen stukken van de gemeente had ontvangen en dat de rechter dit niet erkende, wat leidde tot de wraking. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de rechter vooringenomen was of dat de gemachtigde meerdere keren had aangegeven geen stukken te hebben ontvangen. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele stellingen van de verzoeker onvoldoende onderbouwd waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat de aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor een vrees van vooringenomenheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 619267 / HA RK 21-616
Beslissing van 17 juni 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M. Veldman, advocaat te Amsterdam.
strekkende tot wraking van:
mr. W.P.M. Jurgens, rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 28 mei 2021 is door de rechter van deze rechtbank behandeld het door verzoeker ingediende verzoek om een voorlopige voorziening betreffende het besluit van de burgemeester van [naam gemeente] van 23 april 2021.
Die procedure draagt als kenmerk ROT 21/2592.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de gemachtigde van verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoeker en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. De burgemeester van [naam gemeente] en [naam vennootschap] B.V. hebben een kennisgeving van de zitting ontvangen.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 3 juni 2021.
Ter zitting van 11 juni 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de rechter.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter heeft op de zitting geweigerd te erkennen dat verzoeker geen stukken van verweerder heeft ontvangen en heeft geweigerd hieraan consequenties te verbinden. Ook ontkende de rechter dat verzoeker een verwijt wordt gemaakt van drugshandel, een verwijt op grond van artikel 3 van de Opiumwet, terwijl dit in het besluit staat. De rechter ging er stilzwijgend vanuit dat het besluit juist is. Verder heeft de rechter gezegd dat verzoeker met betrekking tot het faciliteren van grootschalige wietteelt een verwijt op grond van artikel 11 van de Opiumwet wordt gemaakt.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Het is onjuist dat de rechter weigerde te erkennen dat verzoeker geen stukken heeft gehad of weigerde daaraan consequenties te verbinden. De rechter heeft zich daar niet over uitgelaten omdat het niet zover is gekomen. De rechter was er niet op bedacht dat verzoeker de stukken niet zou hebben. Tijdens de zitting is de rechter niet aangeslagen op de opmerking van mr. Veldman dat hij geen stukken had gehad van de gemeente. Het ging daar op dat moment niet over, maar er werd over het spoedeisend belang gesproken. Vrijwel meteen nadat de rechter toe was gekomen aan de inhoud van de zaak, waar een incompleet dossier aan de orde zou kunnen komen, is de rechter gewraakt. Dat duidt niet op vooringenomenheid maar veeleer op een misverstand.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
Onderzocht dient te worden of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
De enkele stellingen die verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd zijn onvoldoende onderbouwd om daaruit af te leiden dat de rechter vooringenomen is.
De wrakingskamer neemt bij de beoordeling van het verzoek het proces-verbaal van de zitting van 28 mei 2021 als uitgangspunt nu dit volgens verzoeker en zijn gemachtigde een letterlijke weergave is van het verhandelde ter zitting.
Hieruit blijkt dat de gemachtigde van verzoeker tijdens de zitting eenmaal heeft aangegeven geen stukken van de gemeente te hebben ontvangen. Niet is gebleken dat de gemachtigde dit meerdere keren heeft gezegd of dat hij hier expliciet aandacht voor heeft gevraagd. Ten tijde van de wrakingszitting heeft de gemachtigde gezegd dat hij wel een stuk had van de gemeente, maar dat hij niet wist of er meer stukken waren en dat hij dat wilde controleren. Dit heeft de gemachtigde echter niet aan de orde gesteld op de zitting. Pas na verloop van tijd, nadat de rechter enkele vragen had gesteld, heeft de gemachtigde van verzoeker herhaald dat hij geen stukken heeft, dat de rechter weigerde dat te erkennen en daaraan consequenties te verbinden. Meteen aansluitend heeft hij de rechter gewraakt. In die zin heeft de gemachtigde het wrakingsverzoek dan ook onvoldoende onderbouwd. Ook uit het verloop van de zitting kan niet worden geconcludeerd dat de rechter al een conclusie heeft getrokken met betrekking tot (het niet hebben ontvangen van) de stukken, laat staan dat zij daarbij vooringenomen is geweest.
Uit het proces-verbaal blijkt evenmin dat de rechter stilzwijgend uitging van de juistheid van het bestreden besluit of een standpunt heeft ingenomen inzake de grondslag van dat besluit. Dat de rechter aan de gemachtigde van de burgemeester heeft gevraagd wat het verwijt is dat verzoeker wordt gemaakt en aan verzoeker vragen heeft gesteld over de aangetroffen spullen wijst naar het oordeel van de wrakingskamer niet op vooringenomenheid, maar op onderzoek naar de feiten en omstandigheden, hetgeen de taak is van de rechter. Ook deze stelling heeft de gemachtigde onvoldoende onderbouwd.
3.5
De stellingen van de gemachtigde kunnen niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.P.M. Jurgens.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Buizer, voorzitter, mr. A. Verweij en
mr. M.G.L. de Vette, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door
mr. A. Verweij in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2021 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier, en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- mr. M. Veldman
- mr. W.P.M. Jurgens
- de burgemeester van [naam gemeente]
- [naam vennootschap] B.V.
-