ECLI:NL:RBROT:2021:5922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
618249 / HA RK 21-518
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
  • mr. A.M.H. Geerars
  • mr. N. Doorduijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in kort geding over zorgregeling voor minderjarig kind

In deze zaak heeft verzoekster op 1 april 2020 een mondelinge behandeling gehad in een kort geding over de nakoming van een zorgregeling voor haar minderjarig kind. Tijdens deze zitting heeft verzoekster de wraking van de rechter, mr. C. van Steenderen-Koornneef, aangevraagd. Dit eerste wrakingsverzoek is op 3 mei 2021 gedeeltelijk afgewezen, waarbij verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard in een deel van haar verzoek. De rechter heeft vervolgens op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in het kort geding. Op 10 mei 2021 heeft verzoekster opnieuw wraking van de rechter verzocht, wat het tweede wrakingsverzoek is. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de eerste wrakingsgrond een herhaling is van het eerdere verzoek, en dat de tweede wrakingsgrond, die betrekking heeft op een processuele beslissing van de rechter, niet voldoende onderbouwd is. De wrakingskamer heeft verzoekster daarom niet-ontvankelijk verklaard in beide wrakingsgronden, zonder behandeling ter zitting. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 mei 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 618249 / HA RK 21-518
Beslissing van 11 mei 2021
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 tevens werkzaam voor team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 1 april 2020 heeft de rechter een mondelinge behandeling gehouden in het kort geding tussen verzoekster en [naam wederpartij] . Het betreft een geschil over de nakoming van de zorgregeling met betrekking tot hun minderjarig kind.
Die procedure heeft het kenmerk 615403/ KG ZA 21-221.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster wraking van de rechter verzocht (hierna: het eerste wrakingsverzoek).
Bij beslissing van 3 mei 2021 is verzoekster ten dele niet-ontvankelijk verklaard in het eerste wrakingsverzoek en is dat verzoek voor het overige afgewezen.
Nadien heeft de rechter de uitspraak in het kort geding bepaald op 11 mei 2021.
Per e-mailbericht van 10 mei 2021 heeft verzoekster andermaal wraking van de rechter verzocht (hierna: het tweede wrakingsverzoek).
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure met daarin het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het e-mailbericht van mr. J.W. Stok, de advocaat van verzoekster in voormeld kort geding, waarin hij meedeelt dat hij verzoekster niet bijstaat in deze wrakingsprocedure.

2.Het verzoek

2.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
1. Na de zitting is verzoekster erachter gekomen dat de rechter nevenwerkzaamheden heeft verricht bij de rechtbank te Den Haag. Het kort geding wordt juist behandeld door de rechtbank te Rotterdam zodat er geen belangenverstrengeling kan ontstaan. De heer Hauser is namelijk werkzaam bij de rechtbank te Den Haag. Verzoekster is van mening dat de rechter zich had moeten onttrekken aan deze zaak.
2. Het kortgeding wordt niet voortgezet. De rechter geeft aan dat ze haar vonnis op 11 mei 2021 per mail zal toezenden. Dit klopt juridisch niet. De zitting in het kort geding was door het eerste wrakingsverzoek geschorst, maar nog niet gesloten. Het kort geding zal dan ook voortgezet dienen te worden.

3.De beoordeling

de eerste wrakingsgrond
3.1.
De eerste wrakingsgrond is een herhaling, in iets aangepaste vorm, van één van de gronden van het wrakingsverzoek dat verzoekster heeft gedaan op 1 april 2021, het eerste wrakingsverzoek. Toen werd als wrakingsgrond aangevoerd dat de rechter tevens kantonrechter-plaatsvervanger was in Gouda, Alphen aan den Rijn, Delft en Den Haag. In de beslissing van 3 mei 2021 heeft de wrakingskamer verzoekster op dit punt niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat gebleken was dat deze omstandigheid reeds voor de zitting van 1 april 2021 bekend was en het eerste wrakingsverzoek wat dit betreft dus te laat was ingediend.
3.2.
Verzoekster voert thans als wrakingsgrond aan dat haar na de zitting bekend is geworden dat de rechter nevenwerkzaamheden heeft verricht bij de rechtbank Den Haag. Verzoekster geeft hierop geen enkele toelichting. De wrakingskamer gaat er daarom vanuit dat dit een herhaling is van het vorige verzoek. Zeker nu het gaat om een tweede wraking in dezelfde zaak, ingediend de dag voordat de rechter in kort geding uitspraak wil gaan doen, had het op de weg van verzoekster gelegen hierover in haar verzoekschrift duidelijk te zijn.
3.3.
Verzoekster wordt daarom met toepassing van artikel 8, lid 2, aanhef en onder f van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam zonder behandeling van het verzoek ter zitting niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek, voor zover dat is gebaseerd op deze eerste wrakingsgrond.
de tweede wrakingsgrond
3.4.
Na de beslissing van de wrakingskamer van 3 mei 2021 heeft de rechter beslist dat de mondelinge behandeling van het kort geding niet wordt voortgezet, maar dat vonnis wordt gewezen. Dat is een processuele beslissing van de rechter, die behoort tot haar bevoegdheden als behandelend rechter in het kort geding.
3.5.
De juistheid van een dergelijke beslissing en de motivering daarvan kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend (vergelijk overweging 3.8 van de beslissing van 3 mei 2021 op het eerste wrakingsverzoek). De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking.
3.6.
Zonder een nadere motivering van het verzoek kan niet gezegd worden dat de beslissing van de rechter dat er vonnis gewezen gaat worden, deze hoge drempel haalt. Zeker nu het hier om een tweede wrakingsverzoek gaat en gelet op de timing van het verzoek, had het op de weg van verzoekster gelegen hier direct, in haar wrakingsverzoek, duidelijkheid over te geven.
3.7.
Gelet op het vorenstaande is het wrakingsverzoek, zonder nadere onderbouwing van deze tweede wrakingsgrond, niet gemotiveerd. Verzoekster wordt daarom met toepassing van artikel 8, lid 2, aanhef en onder c van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam zonder behandeling van het verzoek ter zitting niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek, voor zover dat is gebaseerd op deze tweede wrakingsgrond.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het tweede verzoek tot wraking mr. C. van Steenderen-Koornneef.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. J. van den Bos, voorzitter, mr. A.M.H. Geerars en mr. N. Doorduijn, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2021 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoekster
- mr. C. van Steenderen-Koornneef
- mr. A. Ramsaroep
- mr. J.W. Stok