ECLI:NL:RBROT:2021:5920

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
618253 / HA RK 21-521
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. C. van Steenderen-Koornneef, senior rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op uitlatingen en gedragingen van de rechter tijdens een zitting op 20 april 2021, waarbij de verzoeker aanwezig was. Het verzoek om wraking werd echter pas op 10 mei 2021 ingediend, wat volgens de wrakingskamer te laat was. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was gedaan, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verzoeker had de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gegrond al op de zitting van 20 april 2021 kunnen kennen, en de termijn voor het indienen van het verzoek was ruimschoots overschreden. De verzoeker had aangevoerd dat hij tijd nodig had om na te denken over de situatie en het proces-verbaal van de zitting had opgevraagd, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit niet voldoende was om de vertraging te rechtvaardigen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 618253 / HA RK 21-521
Uitwerking van mondelinge beslissing van 11 juni 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. C. van Steenderen-Koornneef, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team
kanton 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 20 april 2021 is door de rechter van deze rechtbank behandeld de verzoekschriftprocedure van [naam werkgever] B.V. (de werkgever) tegen verzoeker (de werknemer).
Die procedure draagt als kenmerk 9085089 \ HA VERZ 21-31.
Bij brief van 10 mei 201 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- het wrakingsverzoek.
Verzoeker en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. De advocaat van [naam werkgever] , mr. M.A.T. Schroots, heeft een kennisgeving van de zitting ontvangen.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 18 mei 2021.
Ter zitting van 11 juni 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker, vergezeld van zijn partner mevrouw Van Dijk, de rechter en
mr. M.A.T. Schroots. Verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.
De wrakingskamer heeft, nadat de behandeling van het wrakingsverzoek is gesloten, na schorsing direct mondeling uitspraak gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden - zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd uitlatingen en gedragingen van de rechter, die zij zou hebben gedaan op de zitting van 20 april 2021. Verzoeker was op die zitting aanwezig en heeft bij die gelegenheid kennis genomen van die uitlatingen en gedragingen. Het verzoek om wraking is pas ingediend op 10 mei 2021.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden.
2.3
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij enige tijd nodig had om na te denken over wat er gebeurd was op de zitting en of hij een wrakingsverzoek zou gaan indienen. Verzoeker heeft daarom ook eerst het proces-verbaal van de zitting opgevraagd. Toen dat enige tijd op zich liet wachten heeft verzoeker alsnog het wrakingsverzoek ingediend.
Naar het oordeel van de wrakingskamer had echter ook binnen deze context van verzoeker mogen worden verwacht dat hij het verzoek tot wraking uiterlijk binnen enkele dagen na de zitting van 20 april 2021 zou doen. Het indienen van het verzoek na bijna drie weken kan niet worden aangemerkt als “zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden”. De wrakingskamer heeft op de zitting geen redenen gehoord die deze periode tussen het bekend worden van de feiten en omstandigheden en het indienen van het wrakingsverzoek alsnog zouden kunnen rechtvaardigen.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking van mr. C. van Steenderen-Koornneef niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Verweij, voorzitter, mr. A. Buizer en mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2021 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoeker]
- mr. C. van Steenderen-Koornneef
- mr. M.A.T. Schroots