ECLI:NL:RBROT:2021:590

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
10-680262-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van schuld in het verkeer met zwaar lichamelijk letsel en overlijden van foetus na ongeval

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man uit Dordrecht, die op 17 mei 2018 betrokken was bij een verkeersongeval waarbij een zwangere vrouw ernstig gewond raakte en haar foetus overleed. De man werd veroordeeld voor zwaar lichamelijk letsel door schuld, zoals vastgelegd in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uur op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De officier van justitie had een hogere taakstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lagere straf, mede om de verdachte te waarschuwen voor toekomstig rijgedrag.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte reed op een motorfiets met een snelheid van 60 km/u op een plek waar hij niet mocht rijden vanwege een geslotenverklaring. Hij botste tegen een vrouw die de straat overstak, wat leidde tot ernstig letsel en het overlijden van haar ongeboren kind. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte onoplettend en onvoorzichtig was, wat resulteerde in de veroordeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn erkenning van schuld en de impact van het ongeval op zijn leven.

De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de gevolgen daarvan voor slachtoffers en hun families. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door de ernst van de feiten en de noodzaak om de verdachte te laten inzien dat zijn gedrag niet acceptabel was. De zaak toont aan hoe belangrijk het is om verantwoordelijk te rijden, vooral in gebieden waar kwetsbare verkeersdeelnemers aanwezig zijn.

Uitspraak

verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-680262-18
Datum uitspraak: 28 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte]

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot:
ten aanzien van feit 1: een taakstraf voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis;
ten aanzien van feit 2: geen straf of maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft op koopavond in het centrum van Dordrecht, terwijl hij reed op zijn motor, een verkeersongeval met een op dat moment zwangere voetgangster veroorzaakt. Daarbij heeft verdachte zelf gezichtsletsel en onder andere een hersenschudding opgelopen. Op de dag van de aanrijding heeft verdachte in het ziekenhuis verklaard dat hij zich niets van het ongeval kon herinneren en dat hij niet wist dat er op dat moment ter plaatse van het ongeval een geslotenverklaring gold voor alle motorvoertuigen. Ook verklaarde hij dat hij net een week zijn motorrijbewijs had en dat hij alleen ‘even wilde showen’ in de stad.
Later, op 12 juli 2018 en op zitting, heeft verdachte verklaard dat hij een stukje wilde gaan toeren en een ijsje wilde gaan eten in de stad. Verdachte denkt dat hij de route heeft gekozen, omdat er een omleiding was, maar hij weet het echt niet meer. Hij weet wel dat als de “pollers” in het wegdek omhoog staan, je die straat niet in mag rijden. Verdachte weet niet meer waarom hij toch langs de pollers is gereden. Verdachte weet dat daar 30 km per uur als maximumsnelheid geldt en reed naar zijn mening niet harder dan die snelheid.
Zowel uit het onderzoek van de Verkeersongevallenanalyse als uit het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) blijkt dat verdachte vlak voor de aanrijding veel te hard heeft gereden, namelijk tussen de 62 en 70 km per uur.
Het rijgedrag van verdachte levert zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag op, en daarmee schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Verdachte kan zich niet meer herinneren wat er precies ten tijde van de aanrijding is gebeurd. Hij weet nog wel dat hij op zijn motor naar de stad ging om te toeren en om een ijsje te eten.
4.1.3.
Beoordeling
Centrale vraag in deze strafzaak is:
Is het rijgedrag van verdachte zodanig dat er sprake is van schuld in de zin van art 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Een bevestigend antwoord op deze vraag leidt tot de volgende vraag:
Is er voldoende oorzakelijk verband tussen het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval, en het overlijden van de foetus?
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van art. 6 Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 17 mei 2018 rijdende op zijn motor met flinke snelheid tegen mevrouw [naam slachtoffer] is gebotst die kort voor het ongeval de weg als voetganger overstak.
Het ongeval heeft plaats gevonden op een plaats waar verdachte niet mocht rijden met zijn motorfiets. Er was sprake van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen (behoudens ontheffing), en verdachte beschikte niet over een ontheffing van dit verbod. Hij reed daarbij zeer kort voor het verkeersongeval met een snelheid van 66 kilometer per uur. Daarmee overschreed hij ruim tweemaal de ter plaatse toegestane wettelijke maximumsnelheid van 30 km per uur.
Het NFI heeft de opdracht gekregen om aan de hand van voornoemde camerabeelden de snelheid van de voorbijrijdende motor te bepalen. Uit het NFI rapport van 9 april 2020 blijkt dat de gemiddelde snelheid van de door verdachte bestuurde motor tussen 62 km per uur en 70 km per uur heeft gelegen.
Door zijn hoge snelheid merkte verdachte het slachtoffer veel te laat op om nog te kunnen reageren. Hierdoor is hij met zeer aanzienlijke snelheid tegen het slachtoffer gebotst dat op dat moment de weg overstak.
Gelet op de hiervoor beschreven gedragingen respectievelijk verkeersovertredingen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW.
Dat brengt de rechtbank bij de tweede vraag.
Het slachtoffer was ongeveer 22 weken zwanger en het ongeboren kind is op 18 mei 2018 in de baarmoeder van het slachtoffer overleden. Daarnaast had het slachtoffer ook andere verwondingen: schaafwonden op het voorhoofd links, een grote schaafwond op het rechter bovenbeen en een breuk in het midden van het linker sleutelbeen. Er is een gerechtelijke sectie uitgevoerd op de overleden foetus. Het verslag van de sectie vermeldt dat de (gevolgen van de ) botsing aanrijding een logische verklaring opleveren voor het overlijden van de foetus. Daarbij wordt onder andere gewezen op de testresultaten van het bloed van het slachtoffer, die een duidelijke aanwijzing hebben opgeleverd voor –eenvoudig gezegd- een aanzienlijke mate bloed-bloed contact tussen moeder en foetus, en wel in die mate dat het overlijden van de foetus daaruit kan worden verklaard. In het rapport wordt gewezen op een alternatieve oorzaak voor dergelijke resultaten, die –zo de rechtbank begrijpt- ook kunnen ontstaan bij bepaalde vormen van hoge bloeddruk. De patholoog-anatoom beschikte niet over de gegevens van de verloskundige op dit punt. Deze bevinden zich echter wel in het dossier. Bij herhaald onderzoek naar de bloeddruk, de laatste maal enkele dagen voor het ongeval, is van hoge bloeddruk in het geheel niet gebleken [1] . Dit maakt dat de rechtbank een oorzakelijk verband bewezen acht tussen het ongeval en het overlijden van de foetus. Reeds hierdoor is, nog los van haar overige letsel, zwaar lichamelijk letsel een gegeven.
Conclusie
De onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen in die zin dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag van de verdachte , en dat als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel is ontstaan bij de overstekende voetgangster, mevrouw [naam slachtoffer] , waaronder wordt begrepen het overlijden van de foetus.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder feit 1. en feit 2. ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 17 mei 2018 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de
weg, de Wijnstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig,
onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam te rijden
op die weg, welk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam
rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar,
terwijl het verkeersbord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)
voor hem, verdachte, van kracht was,
heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 63 tot 70 kilometer per uur, en zijn snelheid niet zodanig
heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorvoertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en hij, verdachte, de
weg kon overzien en aldus rijdend tegen [naam slachtoffer] , die op dat moment als
voetganger doende was die Wijnstraat over te steken, is
aangereden,
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van het
(linker) sleutelbeen en een in het moederlijk lichaam overleden
(doodgeboren) foetus, is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op 17 mei 2018 te Dordrecht als bestuurder van een
motorvoertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Wijnstraat, zich zodanig gedragen heeft dat gevaar op die
weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die
weg werd gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
terwijl het verkeersbord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)
voor hem, verdachte, van kracht was,
heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 63 tot 70 kilometer per uur, en zijn snelheid niet zodanig
heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorvoertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en hij, verdachte, de
weg kon overzien;
art. 5 Wegenverkeerswet 1994
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
en
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerwet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het verkeersongeval heeft zeer ernstige en onherstelbare gevolgen gehad. Als gevolg van zijn onverantwoordelijk rijgedrag, namelijk door veel te hard te rijden op een plaats waar dat hem niet was toegestaan, is de foetus in de baarmoeder van het slachtoffer overleden. Daarnaast heeft het slachtoffer door het ongeval ander lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft geëist, naast een taakstraf ook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rechtbank acht de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid noodzakelijk niet alleen naar de verdachte toe, maar om ook de ernst van met name het eerste feit te benadrukken. De rechtbank legt deze bijkomende straf in voorwaardelijke vorm op, omdat de rechtbank tevens het grote belang ziet voor verdachte van het hebben van een rijbewijs.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2020 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke verkeersfeiten.
Verdachte heeft aangegeven in te zien dat zijn verkeersgedrag niet correct was. Hij heeft verteld dat hij het leed wat het slachtoffer is overkomen ook echt voelt, omdat hij ook zelf een traumatisch verlopen zwangerschap heeft meegemaakt. Verdachte maakt daarbij op dit punt bij de rechtbank een eerlijke en oprechte indruk. Verdachte geeft verder aan dat hij zijn straf zal accepteren als hij daarmee zijn schuld kan vereffenen. Deze omstandigheden heeft de rechtbank in strafmatigende zin meegewogen bij het bepalen van de uiteindelijke straf.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen het verkeersongeval en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar. Omdat in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ongeveer 6 maanden. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden en wordt hiermee, eveneens in (beperkt) strafmatigende zin, rekening gehouden bij het bepalen van de straffen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging
een gedeelte, groot 12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd,die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.A. van der Laan- Kuijt en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van A.M.H. van der Wal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de
weg, de Wijnstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer,
althans aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam on/of met
aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden zorgvuldigheid te rijden
op die weg, welk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig
rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar,
terwijl het verkeersbord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)
voor hem, verdachte, van kracht was,
heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 63 tot 70 kilometer per uur, in
elk geval met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane
maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en/of zijn snelheid niet zodanig
heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorvoertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of hij, verdachte, de
weg kon overzien en aldus rijdend tegen [naam slachtoffer] , die op dat moment als
voetganger doende was die Wijnstraat over te steken, is aangebotst of
aangereden,
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van het
(linker) sleutelbeen en/of een in het moederlijk lichaam overleden
(doodgeboren) foetus, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Dordrecht als bestuurder van een
motorvoertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Wijnstraat, zich zodanig gedragen heeft dat gevaar op die
weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
terwijl het verkeersbord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)
voor hem, verdachte, van kracht was,
heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 63 tot 70 kilometer per uur, in
elk geval met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane
maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en/of zijn snelheid niet zodanig
heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn motorvoertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of hij, verdachte, de
weg kon overzien;
art. 5 Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Pv pag. 60, het gaat dan om de waarden van de RR (medische aanduiding voor bloeddruk, waarbij de eerste waarde de bovendruk aangeeft en de tweede waarde de onderdruk) in het daar afgedrukte document. Data en waarden: 13/2/2018: 111/67, 13/3/2018: 120/65, 13/4/2018: 115/64 en 11/5/2018: 112/63. Bron: Google, zoals met verdachte besproken ter zitting)