Op 23 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van brandstichting bij een zendmast in Dronten op 10 april 2020. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de brand heeft aangestoken of dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de plaats van de brand geen enkel bewijsmiddel aanwezig is dat kan aantonen wie de brand heeft aangestoken. Hoewel er sterke aanwijzingen zijn dat de verdachte en zijn medeverdachten in de buurt van de zendmast waren en mogelijk betrokken waren bij de brandstichting, kan niet worden vastgesteld wat de precieze rol van de verdachte is geweest. Dit gebrek aan bewijs leidt tot de conclusie dat de verdachte niet strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, KPN B.V., niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De kosten van de benadeelde partij zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.