Op 23 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van brandstichting bij een zendmast in Dronten op 10 april 2020. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden bevonden en een gevangenisstraf van twaalf maanden zou krijgen, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte als (mede)pleger van de brandstichting aan te merken.
Tijdens de zitting op 9 juni 2021 is vastgesteld dat er geen enkel bewijsmiddel aanwezig is dat kan aantonen wie de brand heeft aangestoken. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in het geheel niet kunnen vaststellen, waardoor niet kan worden geconcludeerd dat hij strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de telefoongegevens en camerabeelden, maar deze gaven geen sluitend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was. Ook de vordering van de benadeelde partij, KPN B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. M.V. Scheffers, en de rechters mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en M.J.C. Spoormaker.