Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verdere verloop van de procedure
2..De verdere beoordeling
Factuur 014-2018
3..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door Van Houwelingen & Partners, en gedaagde Bouw 2008 B.V. De procedure volgde op een vordering tot betaling van een openstaande factuur van € 1.265,- door eiser aan Bouw 2008. De kantonrechter oordeelde dat deze vordering toewijsbaar was, aangezien Bouw 2008 niet in geschil was dat de factuur nog niet was voldaan.
Daarnaast waren er twee andere facturen ter waarde van € 4.730,- waartegen Bouw 2008 zich verweerde door te stellen dat deze bedragen deels contant waren voldaan. De kantonrechter heeft Bouw 2008 de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van deze betalingen, maar omdat Bouw 2008 hier geen gebruik van heeft gemaakt, werd het verweer als onvoldoende bewezen geacht. Ook dit deel van de vordering werd toegewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat Bouw 2008 een vordering van € 1.306,80 had op eiser, en partijen hebben afgesproken deze vordering te verrekenen. Hierdoor resteerde er een bedrag van € 4.688,20 dat aan eiser werd toegewezen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan eiser, en Bouw 2008 werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Bouw 2008 onmiddellijk aan de veroordelingen moest voldoen, ook als er hoger beroep werd ingesteld.